De AF-bediening wijzigenN
U kunt de AF-bediening (automatische scherpstelling) selecteren die bij
de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi
wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de
respectieve opnamemodus.
Kan alleen worden ingesteld voor Live View-opnamen (niet voor
movie-opnamen).
Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval
kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop
helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw
scherp te stellen. Of zie 'Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan
worden scherpgesteld' (pag. 221).
1
Druk op de knop <Q>.
Het scherm Snel instellen wordt
weergegeven.
2
Selecteer [X].
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om links op het scherm
[X] (AF-bediening) te
selecteren.
3
Selecteer de AF-bediening.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om de gewenste AF-bediening
te selecteren en druk vervolgens op
<0>.
X: 1-beeld AF
K: Servo AF
4
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het AF-punt op het onderwerp
en druk de ontspanknop half in.
De camera stelt vervolgens
automatisch scherp in de
geselecteerde AF-bediening.
211