A A L L G G E E M M E E N N E E I I N N S S P P E E C C T T I I E E S S
ITEM
INSPECTIEPROCEDURE
Motorolie
Controleer het oliepeil.
Brandstof
Controleer het brandstofpeil
Koelvloeistof-
Controleer het koelvloeistofpeil in de
peil
terugwinningsfles.
Vloeistoflek-
Inspecteer het voertuig en de grond/vloer op
ken
lekkages van brandstof, olie, koelvloeistof of
hydraulische vloeistof.
Banden
Controleer conditie, druk en profieldiepte.
Remwerking
Controleer de beweging van het pedaal en de
hendel.
Niveaus
Controleer het remvloeistofpeil van de voor- en
remvloeistof
achterrem.
Remonderde-
Inspecteer slangen en aansluitingen.
len
Gashendel
Controleer de handgreep en de beweging van
de gashendel.
Koppeling
Controleer de werking van de hendel en de
speling.
Voorvering
Controleer op lekken, vuildeeltjes en
beschadiging.
INSPECTIES VÓÓR HET RIJDEN
ITEM
INSPECTIEPROCEDURE
Stuur
Controleer of het stuur soepel werkt door het
volledig naar links en volledig naar rechts te
draaien.
Achtervering
Controleer de bevestiging en inspecteer op
lekkage.
Aandrijfket-
Controleer op slijtage of beschadiging.
ting achter
Zijstandaard
Controleer de soepele werking, inspecteer de
scharnierbout en de veer.
Bevestigings-
Inspecteer op losse, beschadigde of
middelen
ontbrekende bevestigingsmiddelen.
Spiegels
Stel in voor goed zicht naar achteren.
Hittescher-
Controleer altijd of alle hitteschilden van de
men
uitlaat aanwezig en in goede staat zijn.
65