ONDERHOUD
B B A A N N D D E E N N
WAARSCHUWING
Het gebruik van de motorfiets met verkeerde banden, verkeerde
bandenspanning of te ver afgesleten banden kan tot verlies van
controle over de motorfiets of ernstig letsel leiden. Als de
bandenspanning te laag is, kan de band te warm worden en
defect raken. Gebruik alleen banden die door INDIAN
MOTORCYCLE voor het model van de motorfiets zijn
goedgekeurd. Neem contact op met uw dealer. Het gebruik van
niet-goedgekeurde of een onjuiste combinatie van voor- en
achterband kan verminderde hanteerbaarheid en stabiliteit
veroorzaken, wat mogelijk tot verminderde controle over de
motorfiets kan leiden. Houd altijd de juiste bandenspanning aan
zoals aanbevolen in de gebruikershandleiding en op de
veiligheidslabels.
V V E E R R V V A A N N G G I I N N G G B B A A N N D D
Banden, velgen en luchtventielen moeten correct op de
wielvelgen zijn afgestemd. Gebruik alleen banden die door
INDIAN MOTORCYCLE voor het model van de motorfiets zijn
goedgekeurd. Neem contact op met uw dealer. Het gebruik van
niet-goedgekeurde of een onjuiste combinatie van voor- en
achterband kan verminderde hanteerbaarheid en stabiliteit
veroorzaken, wat mogelijk tot verminderde controle over de
motorfiets kan leiden. De door INDIAN MOTORCYCLE aanbevolen
banden zorgen voor voldoende ruimte tussen spatborden,
schommelarm, aandrijfketting en andere onderdelen. Zie het
hoofdstuk Specificaties voor meer informatie.
144
WAARSCHUWING
Niet op elkaar afgestemde banden, velgen en ventielen kunnen
bij het monteren de hiel van de band beschadigen of de band
kan van de velg glijden, wat tot bandfalen kan leiden.
B B A A N N D D E E N N C C O O N N D D I I T T I I E E
Controleer de zijwanden van de band, het wegcontactvlak en de
loopvlakbasis op insnijdingen, puncturen en scheurtjes. Vervang
beschadigde banden onmiddellijk. Zie de INDIAN MOTORCYCLE-
servicehandleiding of een erkende INDIAN MOTORCYCLE-
dealer of een andere gekwalificeerde dealer.
P P R R O O F F I I E E L L D D I I E E P P T T E E B B A A N N D D
Vervang elke band met een profieldiepte van minder dan 1,6 mm.
De slijtage-indicatoren van het loopvlak bevinden zich op ten
minste drie plaatsen op de loopvlakomtrek en worden zichtbaar
bij een profieldiepte van ongeveer 1,6 mm. De slijtage-indicatoren
verschijnen als een ononderbroken band over het loopvlak.
U kunt ook een profieldieptemeter of een nauwkeurige liniaal
gebruiken om de diepte van het profiel in het midden van het
loopvlak van zowel de voor- als de achterbanden te meten.