De voorbelasting van de vork kan worden aangepast aan de
persoonlijke voorkeur van de rijder.
BELANGRIJK
Zorg ervoor dat beide vorken overeenkomstig zijn afgesteld.
I I N N S S P P E E C C T T I I E E S S T T U U U U R R K K O O P P
1. Hef de motorfiets en ondersteun hem met het voorwiel iets van
de vloer. Zie het hoofdstuk De motorfiets heffen voor meer
informatie.
Zorg ervoor dat de motorfiets stabiel is wanneer hij wordt
geheven. Er kan letsel ontstaan als de motorfiets kantelt of valt.
2. Draai het stuur van stop naar stop. De actie moet soepel zijn,
maar niet losjes. Zorg ervoor dat draden, slangen en
bedieningskabels het soepele sturen niet hinderen.
3. Draai het voorwiel naar recht vooruit. Pak de voorvork vast bij
de vooras en probeer het wiel van voor naar achter te
bewegen. Als er beweging van voor naar achter is bij het
balhoofd, neem dan contact op met uw dealer voor service.
4. Als het sturen stroef gaat, ruw of ongelijk aanvoelt, of als er
beweging wordt waargenomen bij de stuurpen, neem dan
contact op met uw dealer voor service.
5. Draai het voorwiel en controleer of de voorwiellagers soepel
draaien. Als u ruwe of ongewone geluiden hoort, neem dan
contact op met uw dealer voor service.
6. Draai het stuur helemaal naar rechts of links en houd het tegen
de vorkstop. Probeer het voorwiel van de ene kant naar de
andere te bewegen. Als er beweging wordt waargenomen,
neem dan contact op met uw dealer voor service.
ONDERHOUD
VOORZICHTIG
131