56
Instrumenten en bedieningsorganen
Koplamphoogteregeling
X
3 60
Mistlampen voor 3 61
G
Mistachterlicht 3 61
H
Cruisecontrol 3 61
v
Voorligger gedetecteerd
i
3 61
Actief noodstopsysteem
m
3 61
j / k
Snelheidsbegrenzer 3 61
Deur open 3 61
P
Richtingaanwijzers
; of : knippert groen.
Knippert als er een richtingaanwijzer
is ingeschakeld.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐
naal waarneembaar.
Vervangen van lampen 3 158.
Richtingaanwijzers 3 72.
Gordelverklikker
Voorstoelen
a brandt of knippert rood.
Afhankelijk van de modelvariant knip‐
pert de controlelamp als de passa‐
giersstoel bezet is en de veiligheids‐
gordel niet is omgedaan.
Als de veiligheidsgordel wordt omge‐
daan, dooft de controlelamp.
a brandt in combinatie met een
geluidssignaal
De auto rijdt met de veiligheidsgordel
van de bestuurder losgemaakt.
a knippert
De bestuurder heeft de veiligheids‐
gordel niet omgedaan.
Airbag en gordelspanners
d brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp korte tijd.
Brandt de lamp niet of dooft deze
onderweg, dan is er sprake van een
storing in het airbagsysteem. De hulp
van een werkplaats inroepen. Het is
mogelijk dat de airbags en gordel‐
spanners bij een aanrijding niet in
werking treden.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van d.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 22.
Airbagsysteem 3 25.
Laadsysteem
S brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.