Kinderveiligheidssyste‐
men
9 Gevaar
Zorg ervoor dat kinderen onder
een bepaald(e) lengte en gewicht
worden beschermd door middel
van een geschikt kinderveilig‐
heidssystemen. Zet een kind op
uw schoot.
9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐
giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabellen 3 34.
Airbag deactiveren 3 30.
Airbaglabel 3 25.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld.
Als het kinderveiligheidssysteem de
hoofdsteun van de autostoel raakt,
moet u de betreffende hoofdsteun
3 17 verstellen of verwijderen.
Let bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem op de volgende
gebruiksaanwijzingen en montage‐
voorschriften en houd u bovendien
aan de instructies die bij het kinder‐
veiligheidssysteem werden geleverd.
De beperkingen in de tabel hebben
betrekking op een testopstelling, de
maximale omvang van alle
bestaande kinderveiligheidssyste‐
men. Zorg dat de stoelen de gebruikte
kinderveiligheidssystemen niet in de
weg zitten.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Rijd alleen met een correct afgestelde
bestuurdersstoel 3 18.
Stoelen, veiligheidssystemen
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-steunen
● Bevestigingsriem aan de boven‐
kant
Driepuntsgordel
Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet. Na het bevestigen van het
kinderzitje moet de veiligheidsgordel
worden omgedaan.
ISOFIX-steunen
31