122
Rijden en bediening
● de sensor in de voorruit wordt
afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,
modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of
bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Parkeerhulp
Algemene informatie
Wanneer er een aanhanger of fiets‐
drager op de trekhaak is gemonteerd,
wordt de parkeerhulp gedeactiveerd.
9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐
ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto terwijl de achter‐
uitversnelling ingeschakeld is.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeerhulpsensoren in de achter‐
bumper.
Het systeem waarschuwt personen
buiten de auto met een geluidssig‐
naal.
Activering
De parkeerhulp achter wordt geacti‐
veerd wanneer u bij ingeschakeld
contact de achteruitversnelling
inschakelt.
Melding
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er
een continu geluid.
Deactivering
Schakel vanuit de achteruitversnel‐
ling naar de neutraalstand.
Systeembeperkingen
9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.