C.Fn-6
U kunt een vaakgebruikte functie toewijzen aan de knop <XL>. Wanneer
de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop <XL>.
0: Normaal (met middelste A
1: Scherptedieptecontrol
De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een opname wordt
gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan. Wanneer u via het LCD-
scherm naar het onderwerp kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte.
Druk op de knop <XL> om de huidige diafragma-instelling te selecteren voor het objectief
en de scherptediepte te controleren (het bereik van een acceptabele scherpstelling).
Ook als het diafragma wordt verkleind, wordt de voorflits van een externe
flitser niet ingeschakeld.
2: ISO-snelheid
Het scherm met ISO-snelheden wordt weergegeven. Druk op de knop <YA>/
<ZO> of draai aan het instelwiel <5> om de ISO-snelheid in te stellen.
3: Flitsbelichtingscompensatie
Stel de flitsbelichtingscompensatie in wanneer de belichting van het
onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de belichtingscompensatie
instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3.
4: Helderder LCD (tijdelijk)
Als u op de knop <XL> drukt, wordt de helderheid van het LCD-scherm
ingesteld op het niveau dat is opgegeven in de instelling '7' van het menu. Druk
nogmaals op de knop om terug te keren naar het vorige helderheidsniveau.
Als de camera is uitgeschakeld <2> of als het instellingenscherm
voor de helderheid bij het menu wordt weergegeven, wordt er
teruggekeerd naar het vorige helderheidsniveau.
C.Fn-7
0: Deactiveren
Als [Uitschakelen] is ingesteld, wordt niet alleen de ontspanknop uitgeschakeld
maar wordt ook de knop <o> (Film starten/stoppen) uitgeschakeld. Zelfs als u
de knop indrukt, zal er niet worden begonnen met een filmopname.
1: Inschakelen
Als u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt de sluiter ontspannen
zelfs als er geen objectief op de camera is bevestigd.
XL-knopfunctie
F-punt)
e
Ontspan sluiter zonder lens
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
287