ScherptedieptecontroleN
De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een
opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan.
Wanneer u via het LCD-scherm naar het onderwerp kijkt, ziet u daarom
een kleine scherptediepte.
Gebruik de volgende procedure om de scherptediepte te controleren.
1
Schakel scherptedieptecontrole in.
Stel in [54: Persoonlijke
voorkeuze (C.Fn)] de optie
Lknopfunctie] in op
[6:
X
[1: Scherptedieptecontrole]
(pag. 287).
Op pagina 282wordt uitgelegd hoe
u de persoonlijke voorkeuzen kunt
instellen.
2
Sluit het menu af.
3
Druk op de knop <XL>.
X
Het diafragma wordt verkleind,
waarna u de scherptediepte kunt
controleren.
f: De scherptediepte wijzigen
147