Q A De beeldstijl aanpassenN
Parameterinstellingen en -effecten
Scherpte
U kunt de scherpte van het onderwerp aanpassen.
Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in
naar de kant met E. Hoe dichter de markering zich bij E bevindt,
hoe zachter de opname.
Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de
kant met F. Hoe dichter de markering zich bij F bevindt, hoe
scherper de opname.
Contrast
Hiermee kunt u het beeldcontrast en de levendigheid van de
kleuren aanpassen.
Als u het contrast wilt verlagen, stelt u het contrast in naar de kant
met het minteken. Hoe dichter de markering zich bij G bevindt, hoe
zachter de opname.
Als u het contrast wilt verhogen, stelt u het contrast in naar de kant
met het plusteken. Hoe dichter de markering zich bij H bevindt, hoe
sterker de opname.
Verzadiging
Hiermee kunt u de kleurverzadiging van de opname aanpassen.
Als u de kleurverzadiging wilt verlagen, stelt u de verzadiging in naar
de kant met het minteken. Hoe dichter de markering zich bij G
bevindt, hoe zwakker de kleuren.
Als u de kleurverzadiging wilt verhogen, stelt u de verzadiging in
naar de kant met het plusteken. Hoe dichter de markering zich bij H
bevindt, hoe sprekender de kleuren.
Kleurtoon
Hiermee kunt u huidskleurtinten aanpassen.
Als u de huidskleurtinten roder wilt maken, stelt u de kleurtoon in
naar de kant met het minteken. Hoe dichter de markering zich bij G
bevindt, hoe roder de huidskleur.
Als u de huidskleurtinten geler wilt maken, stelt u de kleurtoon in
naar de kant met het plusteken. Hoe dichter de markering zich bij H
bevindt, hoe geler de huidskleur.
168