f: De scherptediepte wijzigen
Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn
scherp te krijgen, gebruikt u <f> (automatische belichting met diafragmavoorkeur)
om de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aan te passen.
* <f> staat voor Aperture value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de
diafragmaopening binnen het objectief.
Onscherpe achtergrond
(met een laag f-getal van het diafragma: f/5.6)
144
Scherpe voorgrond en achtergrond
(met een hoog f-getal van het diafragma: f/32)
1
Tik in de linkerbovenhoek van het scherm
op het pictogram voor de opnamemodus.
Het scherm voor het selecteren van de
opnamemodus wordt weergegeven.
2
Tik op [f] op het scherm.
3
Stel het gewenste diafragma in.
Hoe hoger het f-getal, hoe groter de scherptediepte
waarbij zowel de voor- als achtergrond scherper zijn.
Als u op de diafragma-instelling tikt, wordt
het scherm met instellingen weergegeven.
Tik op [Y]/[Z] of draai aan het instelwiel
<5> om het diafragma in te stellen.
U stelt een hoger f-getal (kleinere
diafragmaopening) in als u het instelwiel
<5> naar rechts draait en een lager
f-getal (grotere diafragmaopening) als u het
instelwiel naar links draait.
4
Maak de opname.