Als er al een beeldstijl is vastgelegd in [Gebruiker *], worden de
parameterinstellingen van de vastgelegde beeldstijl ongedaan gemaakt
wanneer u de basisbeeldstijl in stap 4 wijzigt.
Als u [Wis alle camera-instellingen] (pag. 216) uitvoert, worden de
standaardinstellingen voor [Gebruiker *] hersteld. Van beeldstijlen die
met EOS Utility (meegeleverde software) zijn vastgelegd, worden alleen
de standaardinstellingen van de gewijzigde parameters hersteld.
Als u opnamen wilt maken met een vastgelegde beeldstijl, volgt u stap 3
op pagina 114 om [Gebruiker *] te selecteren. Vervolgens kunt u
opnamen gaan maken.
Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding (pag. 340) voor
informatie over het vastleggen van een beeldstijl op de camera.
Q A Aangepaste beeldstijlen vastleggenN
5
Selecteer een parameter.
Tik op de parameter die u wilt
instellen.
6
Stel de parameter in.
Tik op [Y]/[Z] om de parameter in te
stellen en tik vervolgens op [2].
Zie 'De beeldstijl aanpassen' op
pagina 166-169 voor meer informatie.
X
De basisbeeldstijl wordt aangegeven
onder [Gebruiker *].
171