Gebruiksaanwijzing
Aanbevolen omtrek
lichaamsdeel
Opmerking Zorg ervoor dat de juiste patiëntmodus is geselecteerd voor het manchet
2. Druk zoveel mogelijk lucht uit het manchet voordat u ze bij de patiënt aanbrengt.
3. Breng het manchet aan op het lichaamsdeel.
Plaats het manchet indien mogelijk op hetzelfde niveau als het hart. Als u het manchet
boven het hart aanbrengt, telt u voor elke 2,54 cm boven het hart 1,9 mmHg bij de
NIBP-meting op. Als u het manchet onder het hart aanbrengt, trekt u 1,9 mmHg af
voor elke 2,54 cm.
Het manchet dient nauw aan te sluiten maar niet onprettig te zitten. De slang mag
niet geknikt of samengedrukt zijn.
Controleer of de manchetslang over het midden van de arteria brachialis is geplaatst.
Als er ook SpO
lichaamsdeel dan de SpO
verminderen.
4. Schroef de slangconnector vast op de NIBP-connector op de linkerkant van de
monitor.
Modus Neonataal
tot 15 cm
dat u gebruikt. Zie
"De huidige patiëntmodus wijzigen"
aanwijzingen voor het wijzigen van de patiëntmodus. Wanneer de
patiëntmodus wordt gewijzigd, wordt een op dat moment uitgevoerde
NIBP-meting geannuleerd.
Gelijkmatig aangebracht en
goed passend manchet met
onderrand van manchet
2,5 cm boven fossa
antecubitalis
wordt gemeten, brengt u het NIBP-manchet aan op een ander
2
-sensor om de kans op onnodige SpO
2
Modus Pediatrisch
Modus Volwassene
7,7 tot 25 cm
meer dan 15 cm
op pagina 20 voor
Mogelijke locaties
voor manchet bij
pasgeborenen
2
Monitoring
37
-alarmsignalen te