26
Monitoring
RA
Standaard 3-
configuratie
V1
5-lead-configuratie
7. Sluit de ECG-kabel aan op de ECG-connector op het linkerzijpaneel van de monitor.
8. Zorg ervoor dat de ECG-kabel wordt ondersteund, zodat deze de elektrodedraden,
ECG-kabelconnectoren of elektroden niet kan uitrekken.
9. Als een elektrochirurgische eenheid wordt gebruikt, dienen de ECG-kabel en
elektrodedraden zo ver mogelijk verwijderd te zijn van de chirurgische locatie en van
de elektrochirurgische terugvoerelektrode en de daarbij behorende kabels. Hierdoor
wordt de interferentie tot het minimum beperkt.
Hoewel het ECG-kanaal circuits voor onderdrukking van elektrochirurgische
interferentie (ESIS) bevat, kunnen er geluidsartefacten worden weergegeven in de
ECG-trace als er een elektrochirurgisch instrument in gebruik is. Kies de locatie voor
de elektroden waarbij de minste interferentie optreedt.
10. Controleer of er een ECG-curve en een hartfrequentie op de monitor worden
weergegeven. Afhankelijk van de programmering van de monitor, kan er bij elke
geregistreerd QRS een pieptoon klinken.
Als er geen curve wordt weergegeven, dient u de elektroden, draden, kabel en
monitor te controleren op een onjuiste aansluiting of leadstoring.
11. Ga als volgt te werk om het ECG/RESP-scherm in te stellen: kies in het hoofdmenu
ECG/RESP om het eerste ECG/RESP-menu te openen:
LA
LL
lead-
RA
RL
LL
Welch Allyn Propaq CS-monitor voor vitale functies
Als u MCL1
gebruikt, selecteert
u lead II op de
configuratie
monitor en gebruikt
u alle drie de
elektroden.
LA
V6
Een van zes
plaatsingslocaties voor V-
leads voor de C-lead.
G
+
Marriott-
MCL 1
(G)=LA (-)=RA (+)=LL
RA
LA
Neonatale 3-lead-configuratie
LL