Gebruiksaanwijzing
Niet-invasieve bloeddrukmeting (NIBP)
Bij het opstarten heeft de Propaq CS-monitor een standaard NIBP-opblaasdruk
(manchetopblaasinstellingen), die is gebaseerd op de patiëntmodus
op pagina 97 voor waarden). Na elke NIBP-meting past de monitor de ingestelde
opblaasdruk aan om de volgende NIBP-meting te optimaliseren. Om eventueel ongemak
voor de patiënt te voorkomen, dient u tussen twee patiënten de monitor uit- en weer in te
schakelen om de instellingen voor het opblazen van het manchet weer op de
standaardwaarde in te stellen.
NIBP-metingen kunnen nadelig worden beïnvloedt door een slecht passend of onjuist
aangebracht manchet. Zorg ervoor dat u het toepasselijke manchet kiest en volgens de
aanwijzingen in deze handleiding op de juiste wijze aanbrengt.
Opmerking NIBP-metingen worden ook beïnvloed door normale fysiologische
Verbeter NIBP nauwkeurigheid met Smartcuf
NIPB-metingen kunnen nadelig worden beïnvloed door vele factoren zoals hartaritmie,
plotselinge wijzigingen in de bloeddruk, lichaamsbewegingen zoals convulsies of rillingen,
tegen het manchet stoten, trilling, beweging van het voertuig of een zwakke polsslag.
WAARSCHUWING Het lichaamsdeel van de patiënt dient regelmatig te worden
geobserveerd om te controleren of de circulatie niet gedurende langere tijd wordt
belemmerd. Zorg er tevens voor dat het manchet op de juiste wijze is
aangebracht. Volg hiertoe de volgende aanwijzingen. Langdurige belemmering
van de circulatie of onjuiste plaatsing van het manchet kan bloeduitstortingen
veroorzaken.
WAARSCHUWING Gebruik de Propaq CS-monitor nooit om NIBP te bewaken
bij een patiënt terwijl er tegelijkertijd ECG wordt gemonitord bij een andere
patiënt.
WAARSCHUWING Als een niet-invasieve bloeddrukmeting een verdacht
resultaat geeft, herhaalt u de meting. Gebruik een andere methode als u nog
steeds niet zeker bent van het resultaat.
WAARSCHUWING Voer geen NIBP-metingen uit bij patiënten gedurende een
cardiopulmonaire bypassoperatie.
WAARSCHUWING Pas bij NIBP-monitoring de patiëntmodus aan het type
manchet aan. Voor pasgeborenen stelt u de monitor in op de modus Neonataal,
behalve wanneer de omtrek van het lichaamsdeel te groot is voor het manchet.
In dat geval gebruikt u de modus Pediatrisch. U dient u er echter van bewust te
zijn dat de maximale opblaaslimieten voor het manchet zijn gebaseerd op de
patiëntmodus en niet op het manchet. De maximale opblaaslimieten voor de
modus Pediatrisch zijn hoger dan die voor de modus Neonataal
NIBP"
op pagina 97 voor waarden).
WAARSCHUWING Voordat u de Propaq CS-monitor bij een nieuwe patiënt
gebruikt, dient u het apparaat altijd enkele seconden uit te schakelen. Vervolgens
schakelt u het apparaat weer in. Hierdoor worden de opblaasinstellingen van het
NIBP-manchet, de trendwaarden en alarmgrensinstellingen van de vorige patiënt
gewist.
drukvariaties tussen verschillende metingen.
("Specificaties
("Specificaties NIBP"
™
Monitoring
35