● Bij het inschakelen van het
contact, verschijnen X op de
instrumentengroep en het
symbool voor de betreffende
stoel op de dakconsole, als de
veiligheidsgordel van een
bezette stoel niet is omgedaan.
● Na het opstarten knipperen X op
de instrumentengroep en het
symbool voor de betreffende
stoel gedurende een bepaalde
tijd en klinkt er een geluidssig‐
naal. Na een stukje rijden brandt
X continu totdat de veiligheids‐
gordel van de betreffende stoel is
Instrumenten en bedieningsorganen
omgedaan of een passagier de
veiligheidsgordel heeft losge‐
maakt.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje ca.
vier seconden. Brandt deze niet,
dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.
Roep de hulp in van een werkplaats.
De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 48, 3 51.
Airbag-deactivering
ÓON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
*OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 56.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
91