● De klimaatregeling vereist het
starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐
matig ingeschakeld.
Als een elektrisch accessoire, zoals
een draagbare cd-speler, is aange‐
sloten op de elektrische aansluiting,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren
9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Zet
de parkeerrem aan zonder op
de ontgrendelingsknop te druk‐
ken. Op een aflopende of oplo‐
pende helling zo stevig moge‐
lijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐
slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
Rijden en bediening
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐
len.
● Koelventilatoren kunnen ook na
het afzetten van de motor in
werking treden 3 191.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor
automatisch uitgeschakeld als de
auto binnen een bepaalde tijd tot stil‐
stand komt.
141