224
Verzorging van de auto
Trekken
Auto slepen
Steek een schroevendraaier in de
gleuf onder aan de afdekking. Maak
de afdekking los door de schroeven‐
draaier voorzichtig omlaag te bewe‐
gen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 210.
Schroef het sleepoog erin en draai
het tot aan de aanslag in de horizon‐
tale stand vast.
Bevestig een sleepkabel – beter is
een sleepstang – aan het sleepoog.
Gebruik het sleepoog alleen om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Schakel het contact in om het stuur‐
slot te ontgrendelen en remlichten,
claxon en voorruitwisser te kunnen
bedienen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
Zet de parkeerrem los.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Schakel de luchtrecirculatie uit en
sluit de ruiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto's met automatische versnel‐
lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan
80 km/u en niet verder dan 100 km. In
alle andere gevallen en wanneer de
versnellingsbak defect is, moet de
vooras worden opgebokt.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Plaats de kap met de buitenste flens
in de uitsparing en druk de kap vast.