Inhoud Inleiding ......... 2 Kort en bondig ....... 6 Sleutels, portieren en ruiten ..20 Stoelen, veiligheidssystemen ..40 Opbergen ........63 Instrumenten en bedieningsorganen ...... 71 Verlichting ........105 Klimaatregeling ......114 Rijden en bediening ....125 Verzorging van de auto ....183 Service en onderhoud ....
Pagina 5
● De inhoudsopgave aan het begin vens", het typeplaatje en de nationale ren we uw Opel Service Partner. van de handleiding en in de registratiedocumenten van de auto. Elke Opel Service Partner biedt u afzonderlijke paragrafen geeft eersteklas service tegen redelijke prij‐...
Pagina 6
9 Waarschuwing wijzen op een gen koppen in de inhoudsopgave. mogelijk gevaar voor ongelukken We wensen u vele uren autorijplezier. of verwondingen. Het niet naleven Uw Opel-team van deze richtlijnen kan tot verwondingen leiden. Voorzichtig Teksten met de vermelding Voorzichtig wijzen erop dat de...
Kort en bondig Kort en bondig Auto ontgrendelen Achterklep Basisinformatie Druk op de achterklepknop en open c indrukken om de auto te ontgren‐ de achterklep. delen. Open de portieren door aan de hendels te trekken. Handzender 3 21. Druk op P om alleen de achterklep Centrale vergrendeling 3 23.
Kort en bondig Stoelverstelling Hoek van rugleuningen Zithoogte Verstelling in de lengterichting Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐ Pompbeweging van de hendel len de rugleuning niet belasten. omhoog : stoel omhoog Aan handgreep trekken, stoel Stoelpositie 3 41. omlaag : stoel omlaag verschuiven, handgreep loslaten.
Kort en bondig Zithoek Hoofdsteunverstelling Veiligheidsgordel Druk op de schakelaar Ontgrendelingsknop indrukken, Veiligheidsgordel afrollen en in veilig‐ hoogte instellen, vastklikken. heidsgordelslot vastmaken. De veilig‐ boven : voorkant omhoog heidsgordel mag niet gedraaid zitten onder : voorkant omlaag Hoofdsteunen 3 40. en moet strak tegen het lichaam Stoelpositie 3 41.
Kort en bondig Spiegelverstelling Buitenspiegels Stuurwiel instellen Binnenspiegel Kies de desbetreffende buitenspiegel Hendel omlaagbewegen, stuurwiel door de spiegelknop naar links of instellen, hendel omhoogbewegen en U verstelt de spiegel door het spie‐ naar rechts te duwen. Verstel de vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij gelhuis in de gewenste richting te desbetreffende spiegel met de vier‐...
Pagina 12
Kort en bondig Overzicht instrumentenpaneel...
Kort en bondig Rijverlichting Grootlichtsignalen en groot licht Richtingaanwijzers trekken : lichtsignaal omhoog : richtingaanwijzer rechts AUTO : automatische verlichting indrukken : groot licht omlaag : richtingaanwijzer links schakelt automatisch tussen dagrijlicht en Groot licht 3 106. Richtingaanwijzers 3 109. koplamp Grootlichtassistentie 3 107.
Pagina 15
Kort en bondig Alarmknipperlichten Claxon Wis-/wasinstallatie Voorruitwissers Om in te schakelen ¨ indrukken. j indrukken. Alarmknipperlichten 3 109. : snel : langzaam : intervalwissen AUTO : automatische wisfunctie met regensensor : uit : één slag Voorruitwissers 3 73.
Pagina 16
Kort en bondig Voorruitsproeiers Achterruitwisser Achterruitsproeier Trekken. OFF : uit Druk op. INT : onderbroken werking Wis-/wasinstallatie voor 3 73. Er wordt sproeiervloeistof op de ON : continue werking achterruit gespoten en de ruitenwis‐ Sproeiervloeistof 3 188. ser maakt enkele slagen. Wis- / wasinstallatie achterruit 3 75.
Kort en bondig Klimaatregeling Ruiten ontwasemen en ontdooien Klimaatregelingen 3 114. Verwarmde voorruit 3 38. Achterruitverwarming ● Druk op à: de lucht wordt in de richting van de voorruit geleid. b indrukken om verwarming in te ● Zet de draaiknop voor de tempe‐ schakelen.
Kort en bondig Versnellingsbak Automatische versnellingsbak Voordat u wegrijdt Handgeschakelde Voor het wegrijden controleren versnellingsbak ● bandenspanning 3 205 en -staat ● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 186 ● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuw of ijs en gebruiksklaar ●...
Pagina 19
Kort en bondig Motor starten ● Dieselmotor: wacht totdat het Aan/Uit-knop controlelampje ! voor voorver‐ Contactslot warming dooft. ● Draai de sleutel naar de stand 2 en laat deze los nadat de motor is aangeslagen. Motor starten 3 129. ● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaal ●...
Pagina 20
Kort en bondig Stop/Start-systeem Parkeren Als de auto op een aflopende helling staat, schakel dan de 9 Waarschuwing achteruitversnelling in of zet de keuzehendel in stand P. ● Parkeer de auto niet op een Bovendien de voorwielen naar ondergrond met brandbaar de stoeprand toedraaien.
Pagina 21
Kort en bondig Voorzichtig Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐ lasting werd gereden, de motor vóór het afzetten gedurende een korte tijd met lage belasting laten draaien of gedurende ca. 30 seconden stationair laten draaien om de turbolader te beschermen.
Sleutels, portieren en ruiten Sleutel met uitklapbare Handzender De handzender heeft een bereik van maximaal 100 meter, maar dat kan sleutelbaard veel meer zijn door invloeden van buitenaf. Brandende alarmknipper‐ lichten dienen als bevestiging. Handzender met zorg behandelen, vochtvrij houden, beschermen tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Sleutels, portieren en ruiten ● Storing in de handzender. Elektronisch sleutelsysteem ● Het bereik wordt overschreden. ● De accuspanning is te laag. ● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het bereik. ● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde, snel opeenvolgende activering van de handzender, waardoor de stroomvoorziening voor korte tijd...
Sleutels, portieren en ruiten Let op ● Storing in elektronische sleutel. Om accustroom te besparen worden ● De elektronische sleutel is buiten de sleutelloze functies na 21 dagen ontvangstbereik. niet te zijn gebruikt op stand-by ● De accuspanning is te laag. gezet.
Pagina 26
Sleutels, portieren en ruiten Let op ● Alle portieren, de bagageruimte Sleutel in het cilinderslot van het Bij een ongeval waarbij de airbags of en de tankvulklep worden door bestuurdersportier draaien. gordelspanners in werking treden, één keer draaien van de sleutel Bij een niet goed gesloten auto werkt wordt het voertuig automatisch ontgrendeld.
Pagina 27
Sleutels, portieren en ruiten ● Alle portieren, de bagageruimte Werking elektronisch en de tankvulklep worden met sleutelsysteem één druk op O ontgrendeld. ● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden met één druk op O ontgrendeld. Om de gehele auto te ontgrendelen O tweemaal indrukken.
Pagina 28
Sleutels, portieren en ruiten Ontgrendelen ● U ontgrendelt de gehele auto Als de auto niet goed gesloten is, de door de hand achter een van de elektronische sleutel in de auto blijft voorportiergrepen te steken of of het contact niet uit is, is vergrende‐ door op de achterklepknop te ling niet toegestaan en klinkt er een drukken.
Pagina 29
Sleutels, portieren en ruiten Handmatig ontgrendelen De andere portieren kunnen worden geopend door aan de binnenhand‐ Elektronische sleutel: houd de pal greep te trekken. De bagageruimte ingedrukt om de geïntegreerde sleu‐ en de tankvulklep worden mogelijk tel te voorschijn te halen. niet ontgrendeld.
Sleutels, portieren en ruiten Automatisch vergrendelen Inschakelen of uitschakelen Automatisch vergrendelen na wegrijden Dit systeem biedt de mogelijkheid voor automatisch vergrendelen zodra de snelheid van de auto is opgelopen tot boven 10 km/u. Als de auto niet goed wordt gesloten, werkt de automatische vergrendeling niet.
Sleutels, portieren en ruiten Portieren Kindersloten Elektrische kindersloten Bagageruimte 9 Waarschuwing Achterklep Gebruik de kindersloten wanneer kinderen op de achterste zitplaat‐ Openen sen worden vervoerd. Mechanische kindersloten Systeem met afstandsbediening om openen van de achterportieren met de handgrepen in het interieur te voorkomen.
Sleutels, portieren en ruiten Antidiefstalbeveiliging Sluiten rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐ Vergrendelingssysteem gassen de auto kunnen binnen‐ dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven. 9 Waarschuwing Niet inschakelen als er zich perso‐ Voorzichtig nen in de auto bevinden! Ontgren‐...
Sleutels, portieren en ruiten Inschakelen ● hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen ● contact Inschakelen Alle portieren moeten gesloten zijn. De elektronische sleutel van het elek‐ tronische sleutelsysteem moet niet in de auto blijven. ● Handzender: werkt 30 seconden na vergrendeling van de auto door één keer op e te drukken.
Sleutels, portieren en ruiten Inschakelen zonder bewaking 3. Portieren sluiten. Elektronisch sleutelsysteem: Bij ontgrendelen van de auto door op het passagiersruimte en hellingshoek 4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ gemarkeerde gebied op een van de auto len. voorportiergrepen te drukken wordt Melding het diefstalalarmsysteem gedeacti‐ veerd.
Sleutels, portieren en ruiten Buitenspiegels Elektronisch sleutelsysteem: U kunt Aan het einde van een rit wordt de het diefstalalarmsysteem uitschake‐ startbeveiliging automatisch inge‐ len door op het gemarkeerde gebied schakeld. Bolle vorm op een van de voorportiergrepen te Let op Door de vorm van de spiegel lijken drukken.
Sleutels, portieren en ruiten Inklapbare spiegels Elektrisch inklappen Automatisch uit-/inklappen Bij het ontgrendelen van de auto zwenken de spiegels naar hun normale stand. Bij het vergrendelen van de auto worden de spiegels inge‐ klapt. Roep voor het in- of uitschakelen van het automatisch inklappen van de buitenspiegels de hulp van een werk‐...
Sleutels, portieren en ruiten Binnenspiegel De verwarming werkt bij een draai‐ Automatische dimfunctie ende motor en wordt na korte tijd automatisch uitgeschakeld. Handmatige dimfunctie Achterruitverwarming 3 38. Verblinding 's nachts door achterop‐ komend verkeer wordt automatisch verminderd. Om verblinding te verminderen, de hendel aan de onderkant van de spie‐...
Schakel het contact in om de elek‐ ties van Opel plaatsvindt. Anders trisch bediende ruiten te bedienen. werken deze systemen wellicht niet goed en bestaat het risico van onverwacht gedrag en / of berich‐...
Sleutels, portieren en ruiten Knop een stukje indrukken of uittrek‐ Kinderbeveiliging voor ken: ruit gaat omhoog of omlaag achterportierruiten zolang u de schakelaar bedient. Knop zover mogelijk indrukken of uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐ matisch omhoog of omlaag met geac‐ tiveerde beveiligingsfunctie.
Sleutels, portieren en ruiten Elektrisch bediende ruiten Afhankelijk van de klimaatregeling zit b mogelijk op een andere plek. initialiseren Als u de ruiten niet automatisch kunt sluiten (bijv. na het loskoppelen van de accu), verschijnt er een waarschu‐ wingstekst op het Driver Information Center.
Sleutels, portieren en ruiten Druk N voorzichtig tot aan de eerste aanslag aan de voorzijde: het aanslag aan de achterzijde: het zonnescherm sluit een stukje. zonnescherm wordt gesloten zolang Panoramadak Na stap 3 is het zonnescherm in u de schakelaar bedient. de initialisatiemodus zonder Zonnescherm veiligheidsfunctie.
Stoelen, veiligheidssystemen Stoelen, Hoofdsteunen stand zetten (bij zeer kleine personen de hoofdsteun juist in de laagste veiligheidssysteme stand zetten). Stand Hoofdsteunen van voorstoelen 9 Waarschuwing Hoogteverstelling Alleen met correct ingestelde Hoofdsteunen ......40 hoofdsteunen rijden. Voorstoelen ........41 Stoelpositie ........ 41 Stoelverstelling ......
Stoelen, veiligheidssystemen Voorstoelen Hoofdsteunen van achterbank Hoogteverstelling Stoelpositie 9 Waarschuwing Alleen met een correct ingestelde stoel rijden. 9 Gevaar Altijd op minstens 25 cm afstand ● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar van het stuurwiel zitten zodat de de rugleuning schuiven. De airbag veilig in werking kan treden.
Stoelen, veiligheidssystemen ● Uw schouders zo dicht mogelijk Stoelverstelling Hoek van rugleuning naar de rugleuning schuiven. Stel Zorg bij het rijden dat de stoelen en de hoek van de rugleuning zo in rugleuningen altijd vastgeklikt zijn. dat u het stuurwiel gemakkelijk met licht gebogen armen kunt Verstelling in de lengterichting vastpakken.
Pagina 45
Stoelen, veiligheidssystemen Zithoogte Zithoek Lendensteun Pompbeweging van de hendel Druk op de schakelaar Stel de lendensteun naar uw persoonlijke wens af met de vierweg‐ omhoog : stoel omhoog boven : voorkant omhoog schakelaar. omlaag : stoel omlaag onder : voorkant omlaag Lendensteun omhoog en omlaag: duw de schakelaar omhoog of omlaag.
Stoelen, veiligheidssystemen Verstelbare dijbeensteun Armsteun Verwarming Trek aan de hendel en verschuif de De armsteun is op te klappen. Afhankelijk van de gewenste verwar‐ dijbeensteun. ming, ß van de desbetreffende stoel een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeft de status aan.
Stoelen, veiligheidssystemen Achterbank Hoek van rugleuning Zitplaatsen achterin Zorg bij het rijden dat de stoelen en rugleuningen altijd vastgeklikt zijn. 9 Waarschuwing Stoelen nooit tijdens het rijden verstellen, omdat ze ongecontro‐ leerd kunnen bewegen. Aan handgreep trekken, stoel Omklapbare rugleuningen 3 64. verschuiven, handgreep loslaten.
Stoelen, veiligheidssystemen Veiligheidsgordels Armsteun 9 Waarschuwing Veiligheidsgordel vóór elke rit omdoen. Inzittenden die geen gebruik maken van de veiligheidsgordel brengen bij eventuele aanrijdin‐ gen medepassagiers en zichzelf in gevaar. Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor gebruik door slechts één persoon tegelijk. Kinderveiligheidssysteem 3 56. Armsteun neerklappen 3 64.
Stoelen, veiligheidssystemen Let op Gordelspanners aanpassingen in de componenten Controleer of de veiligheidsgordels van de veiligheidsgordelspanners De veiligheidsgordels van de voor‐ niet zijn beschadigd door schoenen aanbrengen, anders vervalt de type‐ stoelen en buitenste achterstoelen of scherpe voorwerpen of verstrikt goedkeuring van de auto.
Pagina 50
Stoelen, veiligheidssystemen Losmaken Loszittende kleding belemmert het Trek de slottongen met de veilig‐ strak trekken van de veiligheidsgor‐ heidsgordel uit de veiligheidsgordel‐ Om de veiligheidsgordel los te del. Geen voorwerpen zoals handtas‐ houder aan het dak. maken, de rode knop van het veilig‐ sen of mobiele telefoons tussen de heidsgordelslot indrukken.
Stoelen, veiligheidssystemen Airbagsysteem Steek de onderste slottong in de Gebruik van de veiligheidsgordel linker gordelsluiting (1). Trek de tijdens de zwangerschap bovenste slottong met de veiligheids‐ Het airbagsysteem bestaat uit meer‐ gordel over uw schoot en schouder dere afzonderlijke systemen afhanke‐ (niet verdraaien) en plaats deze in de lijk van de omvang van de uitrusting.
Stoelen, veiligheidssystemen tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ EN: NEVER use a rearward-facing nadelig worden beïnvloed door het tingen, handgrepen en de stoelen child restraint on a seat protected by wijzigen van onderdelen van de worden vervangen. an ACTIVE AIRBAG in front of it; voorstoelen, de veiligheidsgor‐...
Pagina 53
Stoelen, veiligheidssystemen оборудованном фронтальной det kan føre til at BARNET utsettes for może być przyczyną ŚMIERCI lub подушкой безопасности, если LIVSFARE og fare for ALVORLIGE POWAŻNYCH OBRAŻEŃ u ПОДУШКА НЕ ОТКЛЮЧЕНА! Это SKADER. DZIECKA. может привести к СМЕРТИ или PT: NUNCA use um sistema de TR: Arkaya bakan bir çocuk emniyet СЕРЬЕЗНЫМ...
Pagina 54
Stoelen, veiligheidssystemen SL: NIKOLI ne nameščajte otroškega RO: Nu utilizaţi NICIODATĂ un scaun DROŠĪBAS SPILVENU, jo pretējā varnostnega sedeža, obrnjenega v pentru copil îndreptat spre partea din gadījumā BĒRNS var gūt SMAGAS nasprotni smeri vožnje, na sedež z spate a maşinii pe un scaun protejat TRAUMAS vai IET BOJĀ.
Stoelen, veiligheidssystemen Airbag deactiveren 3 54. De opgeblazen airbags vangen de Zijdelings airbagsysteem schok op waardoor het gevaar voor letsel aan het bovenlichaam en hoofd Frontaal airbagsysteem van de inzittenden voorin de auto Het frontairbagsysteem bestaan uit aanzienlijk afneemt. een airbag in het stuurwiel en een airbag in het instrumentenpaneel aan 9 Waarschuwing de passagierszijde voorin.
Stoelen, veiligheidssystemen Gordijnairbagsysteem 9 Waarschuwing De hoofdairbags bestaan uit een airbag aan weerszijden in het Lichaamsdelen of voorwerpen uit dakframe. Ze zijn te herkennen aan het werkingsgebied van de airbag het opschrift AIRBAG op de dakstij‐ houden. len. De haken aan de handgrepen van Het gordijnairbagsysteem treedt in het dakframe zijn alleen geschikt werking bij een voldoende krachtige...
Pagina 57
Stoelen, veiligheidssystemen Als het controlelampje ÓON onge‐ 9 Gevaar veer 60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het Deactiveer de passagiersairbag airbagsysteem voor de voorpassa‐ uitsluitend bij gebruik van een gier af bij een aanrijding. kinderveiligheidssystemen, Als het controlelampje *OFF oplicht volgens de instructies en beper‐...
Stoelen, veiligheidssystemen Kinderveiligheidssyste‐ Wanneer u een kinderveiligheidssys‐ ISOFIX-steunen teem gebruikt, moet u de gebruikers- en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem opvolgen. 9 Gevaar Houdt u zich altijd aan de plaatselijke of landelijke voorschriften. In Bij gebruik van een achterwaarts sommige landen is het gebruik van gericht kinderveiligheidssysteem kinderveiligheidssystemen op...
Stoelen, veiligheidssystemen Alle i-Size kinderveiligheidssystemen Geschikt zijn veiligheidssystemen die kunnen worden op alle stoelen voldoen aan de geldende UN ECE- worden geplaatst die geschikt zijn regelgeving. Raadpleeg de plaatse‐ voor i-Size, i-Size tabel 3 59. lijke wetgeving en richtlijnen voor het verplichte gebruik van kinderveilig‐...
Pagina 60
Stoelen, veiligheidssystemen Let op Kinderveiligheidssystemen niet beplakken of met andere materialen afdekken. Een kinderveiligheidssysteem dat tijdens een aanrijding werd belast moet worden vervangen.
Stoelen, veiligheidssystemen Inbouwposities kinderveiligheidssystemen Toegestane opties voor het bevestigen van een kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel Op passagiersstoel Op buitenste zitplaatsen Op middelste Gewichtsklasse geactiveerde airbag gedeactiveerde airbag achterin zitplaats achterin Groep 0: tot 10 kg Groep 0+: tot 13 kg Groep I: 9 tot 18 kg Groep II: 15 tot 25 kg U/L Groep III: 22 tot 36 kg U/L...
Pagina 62
Stoelen, veiligheidssystemen Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem met ISOFIX- beugels Op passagiersstoel Op buitenste Op middelste geactiveerde gedeacti‐ zitplaatsen zitplaats Gewichtsklasse Maatklasse Bevestiging airbag veerde airbag achterin achterin Groep 0: tot 10 kg ISO/L2 ISO/L1 ISO/R1 Groep 0+: tot 13 kg ISO/R1 ISO/R2 ISO/R3...
Pagina 63
Stoelen, veiligheidssystemen : geschikt voor bepaalde ISOFIX-veiligheidssystemen uit de categorieën 'specifieke auto', 'beperkt' of 'semi-univer‐ seel'. Het ISOFIX-veiligheidssysteem moet voor het specifieke voertuigtype zijn goedgekeurd (raadpleeg de voer‐ tuigtypelijst van het kinderveiligheidssysteem) IUF : geschikt voor voorwaarts gerichte ISOFIX-kinderveiligheidssystemen uit de universele categorie, goedgekeurd voor deze gewichtsklasse : geen ISOFIX kinderveiligheidssysteem goedgekeurd voor deze gewichtsklasse : de voorstoel voor het kinderveiligheidssysteem zo ver als nodig is naar voren en de achterstoel zo ver als nodig is...
Pagina 64
Stoelen, veiligheidssystemen i - U : geschikt voor 'universele' i-Size voorwaarts of achterwaarts gerichte kinderveiligheidssystemen : stoelpositie niet geschikt voor 'universele' i-Size kinderveiligheidssystemen...
Opbergen Opbergen Opbergruimten Houd het handschoenenkastje tijdens het rijden gesloten. Opbergvakken Gekoeld handschoenenkastje Opbergruimten ......63 Het ventilatie- en temperatuurniveau 9 Waarschuwing Opbergvakken ......63 zijn afhankelijk van de instellingen Handschoenenkastje ....63 van de klimaatregeling. Het lucht‐ Berg geen zware of scherpe Bekerhouders ......
Opbergen Bagageruimte Opbergvak middenconsole In het opbergvak kunt u kleine voor‐ De rugleuning van de achterbank werpen opbergen. bestaat uit twee delen. U kunt beide delen neerklappen. 9 Waarschuwing Bij opklappen moet u zich ervan verzekeren dat de rugleuningen stevig op hun plaats vergrendeld zijn alvorens te gaan rijden.
Pagina 67
Opbergen ● Trek aan één kant of beide ● Klap de armsteun achter omhoog Op-/neerklapbare armsteun buitenste kanten aan de hendel voordat u het betreffende deel en klap de rugleuningen neer op van de rugleuning neerklapt. de zitting. Anders kan dit deel van de rugleuning niet worden neerge‐...
Opbergen De armsteun kan ook worden neer‐ De hoedenplank kan achter de geklapt vanuit de bagageruimte door rugleuning van de achterbank worden aan de lus te trekken en tegen de opgeborgen. middelste rugleuning te duwen. Haak de ophangkoorden los en til de De middelste rugleuning is goed hoedenplank naar achteren totdat vergrendeld wanneer het rode merk‐...
Opbergen Vloerafdekking Druk op de handgreep om de baga‐ gevloer aan de handgreep op te tillen bagageruimte en te verwijderen. In de bovenste stand kan de ruimte tussen de bagagevloer en de afdek‐ king voor de reservewielbak als opbergruimte dienen. In deze stand, als de leuningen van de achterbank naar voren zijn geklapt, ontstaat er een bijna geheel...
Opbergen Sjorogen Gevarendriehoek Verbanddoos De sjorogen dienen om voorwerpen Plaats de gevarendriehoek op in de Klap het deksel links in de bagage‐ vast te zetten, bijv. met spanbanden voorziene uitsparing achter in de ruimte omlaag. of een bagagenet. bagageruimte en bevestig de geva‐ rendriehoek met de klittenband.
Opbergen Dakdragersysteem Berg de verbanddoos op in de Maak de kap van elk bevestigings‐ opbergruimte. punt los en zet de dakdrager vast met de bijgeleverde bouten. Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren we het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐ gersysteem te gebruiken.
Opbergen Beladingsinformatie ● Leg niets op de bagageruimte- auto of andere landelijke registra‐ afdekking of op het instrumenten‐ tiepapieren. paneel en dek de sensor boven U berekent het nuttige draagver‐ op het instrumentenpaneel niet mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin ●...
Instrumenten en bedieningsorganen Bedieningsorganen Stuurbedieningsknoppen Verwarmd stuurwiel Stuurwielverstelling De cruisecontrol en snelheidsbegren‐ Druk op * om verwarming te active‐ zer zijn te bedienen via de knoppen ren. De activering wordt aangeduid links op het stuurwiel. door de led in de knop. Hendel omlaagbewegen, stuurwiel instellen, hendel omhoogbewegen en De schakelaar voor het verwarmde...
Instrumenten en bedieningsorganen Claxon Wis- en wasinstallatie Om de intervalwisfunctie te activeren de volgende keer dat u het contact voorruit inschakelt, moet u de hendel omlaag in de stand OFF duwen en terughalen Voorruitwissers met verstelbare naar INT. wisfrequentie Verstelbare wisfrequentie j indrukken.
Instrumenten en bedieningsorganen Voorruitwisser met regensensor inschakelt, moet u de hendel omlaag Voorruitsproeiers in de stand OFF duwen en terughalen naar AUTO. Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is. Uitschakelen in wasstraten. Instelbare gevoeligheid van de regensensor : snel Hendel naar u toe trekken. Er wordt : langzaam sproeiervloeistof op de voorruit AUTO : automatische wisfunctie...
Instrumenten en bedieningsorganen Wis- en wasinstallatie In- of uitschakeling van deze functie Buitentemperatuur kunt u wijzigen in met menu Persoon‐ achterruit Een dalende temperatuur wordt lijke instellingen 3 99. onmiddellijk aangeduid, een stij‐ Achterruitwisser gende temperatuur met enige vertra‐ Achterruitsproeier ging.
Instrumenten en bedieningsorganen Beschadig aansluitingen niet door het 9 Waarschuwing gebruik van ongeschikte stekkers. Stop/Start-systeem 3 130. Ook bij een aanduiding van enkele graden boven 0 °C kan het USB-laadpoort wegdek al beijzeld zijn. Klok Datum en tijd verschijnen op het Info-Display 3 94.
Instrumenten en bedieningsorganen Let op Voor het inductief opladen van Houd de aansluitingen altijd schoon bepaalde mobiele apparaten is en droog. mogelijk een slede met een geïnte‐ greerde spoel of een aansluiting Raadpleeg voor USB-poorten en tele‐ vereist. foonprojectie de handleiding Infotain‐ Een beschermcover voor het mobiele ment.
Instrumenten en bedieningsorganen Aansteker Een verplaatsbare asbak kan in de bekerhouders worden geplaatst. Duw op de aansteker. Zodra de spiraal gloeit, wordt de aansteker automatisch uitgeschakeld. Trek de aansteker eruit. Asbakken Voorzichtig Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
Instrumenten en bedieningsorganen Kilometerteller Toerenteller Monochroom display De dagteller gaat tot 9.999,9 km De totale geregistreerde afstand Geeft het motortoerental aan. zonder automatisch terugzetten. wordt weergegeven in km. In elke versnelling zo veel mogelijk Druk 2 seconden lang op L om de met een laag toerental rijden.
Instrumenten en bedieningsorganen Door brandstofresten in de tank kan Controlelamp o gaat branden als de Voorzichtig de hoeveelheid brandstof die kan motorkoelvloeistoftemperatuur te worden bijgetankt kleiner zijn dan de hoog is. Als de naald in het rode gebied aangegeven tankinhoud. komt, betekent dit dat het maxi‐...
Instrumenten en bedieningsorganen Bij een meetfout verschijnt het bericht seconden lang staan. Als geheugen‐ ● schakel het contact in, de Oliepeilmeting ongeldig. Meet het steuntje licht het symbool C continu afstandsaanduiding telt af motoroliepeil handmatig met behulp ● laat de toets los, wanneer er =0 van de peilstaaf.
Instrumenten en bedieningsorganen Betekenis kleuren controlelampjes: Dit omvat ook de richtingaanwijzers die zijn aangesloten op de trekhaa‐ rood : gevaar, belangrijke herinne‐ kaansluiting. ring geel : waarschuwing, aanwijzing, Vervangen van lampen 3 191. storing Zekeringen 3 200. groen : inschakelbevestiging Richtingaanwijzers 3 109.
Instrumenten en bedieningsorganen fende stoel is omgedaan of een Airbagsysteem 3 49. passagier de veiligheidsgordel heeft losgemaakt. Airbag-deactivering Veiligheidsgordels 3 46. Airbag en gordelspanners v brandt rood. Bij het inschakelen van de ontsteking brandt de controlelamp ca. 4 seconden. Brandt deze niet, dooft deze niet na 4 seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan is er een ●...
Instrumenten en bedieningsorganen Brandt na het inschakelen van het Knippert bij een draaiende motor Brandt samen met andere controle‐ contact en dooft vlak na het starten lampjes, in combinatie met een Het motormanagement vertoont een van de motor. akoestisch waarschuwingssignaal en storing die tot schade aan de kataly‐...
Instrumenten en bedieningsorganen Het vloeistofpeil voor de rem en de Als het controlelampje na enkele R met het getal van een hogere koppeling is te laag wanneer de hand‐ seconden niet dooft of als deze versnelling verschijnt wanneer wordt rem niet wordt aangetrokken 3 188. tijdens de rit gaat branden, dan zit er aanbevolen om vanwege de brand‐...
Instrumenten en bedieningsorganen Lane Departure Warning 3 172. Elektronische stabiliteitsre‐ Het voorverwarmen van de dieselmo‐ tor is geactiveerd. Wordt alleen bij geling en Traction Control- lage buitentemperaturen ingescha‐ Elektronische stabiliteitsre‐ systeem uit keld. Start de motor wanneer het geling en Traction Control- controlelampje dooft.
Instrumenten en bedieningsorganen AdBlue Drukverliesdetectiesysteem 3 206. 9 Waarschuwing Y knippert of brandt geel. Motoroliedruk Bij uitgeschakelde motor gaat Brandt geel remmen en sturen aanmerkelijk I brandt rood. zwaarder. De resterende actieradius ligt tussen Brandt na het inschakelen van het Tijdens een Autostop werkt de 600 en 2400 km.
Instrumenten en bedieningsorganen Brandt groen Grootlichtassistentie Cruisecontrol f brandt groen. m brandt op het Driver Information De motor is een Autostop. Center. De grootlichtassistentie is geacti‐ Knippert groen veerd 3 107. Cruisecontrol 3 147. Autostop is tijdelijk niet beschikbaar of de Autostop-modus wordt automa‐ Mistlampen voor Dodehoeksysteem tisch opgeroepen.
Instrumenten en bedieningsorganen Displays Let op Menu’s en functies selecteren m brandt ook als de veiligheidsgor‐ del van de inzittenden voorin niet zijn Driver Information Center omgedaan. In dat geval werkt de Het Driver Information Center is actieve noodrem niet. ondergebracht in de instrumenten‐...
Pagina 94
Instrumenten en bedieningsorganen Druk op CHECK om tussen de desbe‐ met een standaardwaarde. Voor het treffende menu's te schakelen. resetten drukt u SET/CLR enkele seconden in. Boordinformatie 3 97. Gemiddelde snelheid Menu rit- / verbruiksinformatie, Weergave van de gemiddelde snel‐ monochroom display heid.
Instrumenten en bedieningsorganen Digitale snelheid De actieradius wordt berekend op Geeft de actuele afstand aan voor basis van het huidige brandstofpeil en dagteller 1 sinds de reset. Digitale weergave van de huidige het momentane verbruik. Op het snelheid en de herkende maximum‐ De dagteller gaat tot 9.999,9 km display verschijnen gemiddelde snelheid.
Instrumenten en bedieningsorganen Teller stop- en starttijden Afhankelijk van de configuratie is de Graphic-Info-Display auto uitgevoerd met een Een teller houdt de tijd in de STOP- modus tijdens een rit bij. Bij inscha‐ ● Graphic-Info-Display keling van het contact wordt de teller op nul gezet.
Instrumenten en bedieningsorganen 7" Colour-Info-Display Druk op ; om terug te gaan naar de Druk op X om het display in te scha‐ startpagina. kelen. Menu's en instellingen selecteren Raadpleeg de handleiding Infotain‐ Druk op SET om de systeeminstellin‐ Via het aanraakscherm krijgt u ment voor meer informatie.
Instrumenten en bedieningsorganen De informatie verschijnt als een beeld ● snelheidsinstelling van cruise‐ 9 Waarschuwing dat vanuit een lens op het instrumen‐ control tenpaneel wordt geprojecteerd op ● navigatie-informatie. Als het beeld van het head-updis‐ een inklapbaar scherm in het zicht play te helder is of te hoog in uw van de bestuurder.
Instrumenten en bedieningsorganen Boordinformatie Taal Neem als het beeld van het head- updisplay om andere redenen niet U stelt de voorkeurstaal in het menu juist is contact op met een werkplaats. Meldingen worden weergegeven op Persoonlijke instellingen in 3 99. het Driver Information Center, in Eenheden sommige gevallen samen met een...
Instrumenten en bedieningsorganen Berichten op het ● Als de cruisecontrol automatisch Tijdens een Autostop uitschakelt. Colour-Info-Display ● Als het bestuurdersportier open‐ ● Als een geprogrammeerde snel‐ staat. Sommige belangrijke berichten heid of snelheidslimiet wordt kunnen tevens op het Info-Display ● Als een voorwaarde voor een overschreden.
Instrumenten en bedieningsorganen Persoonlijke Kies ˆ Configuratie Persoonlijke ● Comfort instellingen I OK. instellingen Sfeerverlichting: Activering/ deactivering. Eenheidsinstellingen Achterruitwisser bij U kunt het gedrag van de auto naar Kies Configuratie display I OK. achteruitversnelling: Activering/ wens afstemmen door de instellingen Kies Selectie eenheden I OK.
Pagina 102
Instrumenten en bedieningsorganen 7" Colour-Info-Display Voertuiginstellingen ● Verlichting Selecteer Auto. Omgevingsverlichting: Activeert of deactiveert de sfeerverlichting In de bijbehorende submenu’s kunt u en past de helderheid aan. de volgende instellingen wijzigen: Instapverlichting: Activeert of ● Bots-/detectiesystemen deactiveert en wijzigt de duur van Blindehoeksysteem: Activeert of de welkomstverlichting.
Pagina 103
Instrumenten en bedieningsorganen 8" Colour-Info-Display Bevestig met G. ● Comfort Sfeerverlichting: Past de helder‐ Voertuiginstellingen heid van de sfeerverlichting aan. Achterruitwisser bij achteruitversnelling: Activeert of deactiveert automatische inscha‐ keling achterruitwisser bij inscha‐ kelen achteruitversnelling. ● Toegang tot de auto Ontgrendeling: alleen bagageruimte: Activeert of deac‐...
Brandt rood: storing in het systeem. Neem contact op met een werkplaats. Let op Opel Connect is niet op alle markten Knippert rood: reserveaccu moet verkrijgbaar. Neem contact op met worden vervangen. Neem contact op uw werkplaats voor meer informatie.
U komt meteen in contact met Privacy-instellingen een adviseur die nagaat of er hulp nodig is. Privacy-instellingen van Opel Connect kunnen worden gecon‐ figureerd in uw auto. Hiermee bepaalt...
Pagina 106
Instrumenten en bedieningsorganen SOS knop Groen : Het systeem is geacti‐ veerd. Een verbinding met Houd in een noodsituatie de SOS- een aanwezige medewer‐ knop gedurende meer dan 2 secon‐ ker. den ingedrukt.De groene LED en het Rood : Het systeem start zichzelf gesproken bericht bevestigen dat de op na inschakelen van het oproep naar de meldkamer is verzon‐...
Verlichting Achterlichten Dagrijlicht 3 108. Grootlicht De achterlichten branden samen met Automatische het dimlicht / groot licht en de zijmar‐ koplampinschakeling keringslichten. Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld. Automatische verlichting Bovendien worden de koplampen ingeschakeld als de ruitenwissers enkele slagen geactiveerd zijn.
Verlichting Grootlichtassistentie Inschakelen Als u bij een geactiveerde grootlicht- assistent een lichtsignaal geeft terwijl De camera in de voorruit de lichten u het dimlicht voert, wordt de groot‐ van tegemoetkomende voertuigen of licht-assistent gedeactiveerd. Het voorliggers detecteert. De grootlicht‐ systeem schakelt over op groot licht. assistentie blijft geactiveerd en scha‐...
Verlichting Eraan trekken om het knippersignaal U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐ Het systeem schakelt automatisch te activeren. sen aan de belading om verblinding tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐ te voorkomen: draai het kartelwiel‐ kelijk van het lichtomstandigheden. Eraan trekken om het grootlicht uit te tje ? in de gewenste stand.
Verlichting die het wegdek in de rijrichting Alarmknipperlichten Richtingaanwijzers verlichten. Wordt geactiveerd tot een Om in te schakelen ¨ indrukken. snelheid van 40 km/u. Achteruitparkeerfunctie Als hulp bij het parkeren, gaan beide afslaglampen en het achteruitrijlicht branden wanneer de koplampen zijn ingeschakeld en de achteruitversnel‐...
Verlichting Na 20 seconden neemt het volume Lichtschakelaar in stand AUTO: bij Het mistachterlicht is gedeactiveerd van het geluidssignaal toe als de het inschakelen van de mistlampen wanneer er een aanhanger of een snelheid hoger dan 60 km/u is. worden de koplampen automatisch stekker is aangesloten op het contact, ingeschakeld.
Verlichting Binnenverlichting Bevestiging door een geluidssignaal Interieurverlichting en het bijbehorende controlelampje De interieurverlichting voor- en van de richtingaanwijzer. Regelbare achterin wordt bij het in- en uitstappen instrumentenverlichting automatisch ingeschakeld en dooft Achteruitrijlichten met enige vertraging. Het achteruitrijlicht gaat branden Let op wanneer het contact is ingeschakeld Bij een ongeval waarbij de airbags en de auto in de achteruitversnelling...
Verlichting Verlichtingsfuncties Interieurverlichting achterin Licht op in combinatie met de instap‐ Verlichting middenconsole verlichting voor. Een in de plafondconsole geïnte‐ Leeslampen greerde spot zorgt voor verlichting van de middenconsole, wanneer de koplampen zijn ingeschakeld. Instapverlichting Welkomstverlichting Afgebeeld zijn de leeslampjes Een of meer van de volgende verlich‐...
Verlichting Deze functie kan worden geactiveerd Ontlaadbeveiliging accu Uitschakeling van de of gedeactiveerd in de Persoonlijke binnenverlichting instellingen. Oplaadfunctie afgestemd op accu Om te voorkomen dat de accu leeg‐ Persoonlijke instellingen 3 99. Deze functie garandeert een maxi‐ raakt terwijl het contact is uitgescha‐ De volgende verlichting gaat ook male levensduur van de accu door keld, wordt de binnenverlichting na...
Klimaatregeling Klimaatregeling Klimaatregelsystemen Temperatuur £ Pas de temperatuur aan door £ Verwarmings- en naar de gewenste temperatuur te ventilatiesysteem draaien. Klimaatregelsystemen ....114 rode zone : warmer Verwarmings- en blauwe zone : kouder ventilatiesysteem ....114 Airconditioning ......115 De verwarming werkt pas optimaal Elektronisch als de motor de normale bedrijfstem‐...
Klimaatregeling Ruiten ontwasemen en Verwarmbare buitenspiegels b 3 34. ● achterruitverwarming en verwarmde buitenspiegels b ontdooien á Voorruitverwarming , 3 38. ● voorruitverwarming , Verwarmde stoelen ß 3 44. ● stoelverwarming ß Airconditioning ● Druk op á: de luchtverdeling wordt in de richting van de voor‐ ruit geleid.
Klimaatregeling rode zone : warmer Airconditioning A/C Als geen koeling of droging gewenst blauwe zone : kouder is, moet u omwille van het brandstof‐ verbruik de koeling uitschakelen. De verwarming werkt pas optimaal Geactiveerde koeling kan een Auto‐ als de motor de normale bedrijfstem‐ stop verhinderen.
Pagina 119
Klimaatregeling ● Zet de ventilatorsnelheid Z in de Luchtrecirculatiesysteem 4 koeling neemt de luchtvochtigheid hoogste stand. toe waardoor de ruiten van ● Verwarming achterruit b inscha‐ binnenuit kunnen aandampen. De kelen. kwaliteit van de binnenlucht neemt na verloop van tijd af, wat tot ●...
Klimaatregeling Ruiten kortstondig openen zodat de ● achterruitverwarming en warme lucht snel kan ontsnappen. verwarmde buitenspiegels b ● Airconditioning inschakelen A/C. ● voorruitverwarming , ● Druk op 4 om de luchtrecircu‐ ● stoelverwarming ß latie aan te zetten. Het led-lampje in de desbetreffende ●...
Pagina 121
Klimaatregeling Druk op MENU om naar het menu Automatische modus AUTO temperatuur verschijnt op Klimaatinstellingen te gaan. schermpjes naast de knoppen en in het menu Klimaatinstellingen. Instellingen voor: ● De luchtrecirculatiemodus 4 ● luchtverdeling l, M, K moet gedeactiveerd zijn. Na het ●...
Pagina 122
Klimaatregeling Stel de ventilatorsnelheid in door de Druk om de automatische luchtverde‐ nisatie MONO in het menu Klimaatin‐ draaiknop Z naar de gewenste snel‐ ling opnieuw in te schakelen op stellingen is geactiveerd of niet. Druk heid te draaien. AUTO. op MENU om naar het menu te gaan.
Pagina 123
Klimaatregeling Temperatuursynchronisatie met twee Koeling werkt alleen bij een draai‐ Luchtrecirculatiemodus met 4 zones MONO of SYNC ende motor en ingeschakelde aanja‐ inschakelen. Het led-lampje in de ger van de klimaatregeling. knop brandt om activering aan te Druk op MENU om naar het menu te geven.
Klimaatregeling Ruiten ontwasemen en ontdooien à ● Schakel de voorruitverwar‐ Voorruitverwarming , 3 38. ming , in. Verwarmde stoelen ß 3 44. ● Om terug te gaan naar de vorige modus: à weer indrukken, om Hulpverwarming naar de automatische modus terug te gaan, AUTO indrukken.
Klimaatregeling Luchtroosters Door de roosters te kantelen en te Luchtrooster boven op draaien de richting van de luchttoe‐ instrumentenpaneel voer instellen. Verstelbare luchtroosters Kantel om het rooster te sluiten de Wanneer de koeling ingeschakeld is, lamellen naar binnen. moeten er minstens twee luchtroos‐ ters openstaan.
Klimaatregeling Onderhoud slechte luchtkwaliteit, hoge stofcon‐ ● functie- en druktest centraties of als u gevoelig bent voor ● werking van de verwarming allergenen vanuit de buitenlucht. Luchtinlaat ● lektest Het interieurluchtfilter moet mogelijk ● controle van de aandrijfriemen ook worden vervangen, als de ●...
Rijden en bediening Rijtips Starten en bediening Sturen Als de stuurbekrachtiging niet meer Controle over de auto Nieuwe auto inrijden werkt doordat de motor stopt of door een systeemdefect, kunt u nog Tijdens de eerste ritten niet onnodig Nooit met afgezette motor rijden steeds sturen maar is er wellicht meer hard remmen.
Rijden en bediening Contactslotstanden Stuurslot Contactslot in ingeschakelde stand zonder de motor te starten Trek de sleutel uit het contactslot en Druk op Start/Stop zonder een pedaal draai aan het stuurwiel totdat het in te trappen. De controlelampjes vastklikt. branden en de meeste elektrische functies werken.
Pagina 130
Rijden en bediening 9 Gevaar 9 Waarschuwing Het uitschakelen van de motor Bij een lege accu is wegslepen, op tijdens het rijden kan het verlies gang slepen of gebruik van hulp‐ van vermogen voor de rem- of startkabels niet toegestaan, stuurbekrachtiging veroorzaken.
Rijden en bediening Motor starten ● Dieselmotoren: wacht totdat het ● Handgeschakelde versnellings‐ controlelampje ! dooft. bak: koppelings- en rempedaal Auto's met contactschakelaar intrappen. ● Draai de sleutel naar de stand 2 en laat deze los nadat de motor ● Automatische versnellingsbak: is aangeslagen.
Rijden en bediening De auto starten bij lage Uitrol-brandstofafsluiter Het systeem is klaar voor gebruik, wanneer het led-lampje in de toets Ò temperaturen De brandstoftoevoer wordt automa‐ niet brandt. Druk om een gedeacti‐ tisch afgesloten bij het uitrollen, Het is mogelijk om de motor zonder veerd systeem te activeren op Ó.
Pagina 133
Rijden en bediening Autostop Melding ● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na Auto's met handgeschakelde ritten met hoge motorbelasting. versnellingsbak ● De omgevingstemperatuur is niet Bij stilstand kan er een Autostop te laag of te hoog. worden geactiveerd.
Rijden en bediening Meteen na een rit op hogere snelhe‐ Auto’s met automatische ● Het stop-startsysteem is manu‐ versnellingsbak den is een Autostop wellicht niet eel uitgeschakeld. mogelijk. De motor wordt opnieuw gestart in de ● De bestuurder heeft de veilig‐ volgende gevallen heidsgordel losgenomen of het Ontlaadbeveiliging accu...
Pagina 135
Rijden en bediening temperatuur van het uitlaatsys‐ ● Sluit de ruiten. 30 seconden stationair laten teem kan het oppervlak draaien om de turbolader te ● Trek de sleutel uit het contact‐ ontbranden. beschermen. slot of schakel bij auto's met ● Trek altijd de parkeerrem aan. een aan/uit-knop het contact Let op Schakel de handrem in zonder...
Rijden en bediening Uitlaatgassen Als % of C tijdelijk gaat branden in Vul het reservoir dan onmiddellijk bij. De hulp van een werkplaats inroepen. combinatie met een melding op het Driver Information Center, begint het uitlaatfilter verzadigd te raken. Katalysator 9 Gevaar Regenereer zodra de verkeersom‐...
Rijden en bediening korte tijd met matige snelheid en laag Peilwaarschuwingen 9 Waarschuwing motortoerental verder worden gere‐ Het AdBlue-verbruik bedraagt zo'n den. Voorkom dat er AdBlue in uw ogen 1,5 l per 1000 km. Het verbruik kan of op uw huid komt. hoger uitvallen afhankelijk van het AdBlue rijgedrag (bij een zware belading of...
Deze beperkingen zijn pompstations en is te koop bij bijv. wettelijk vereist. Het laatste waarschuwingsniveau Opel dealers en andere detailhan‐ wordt bereikt wanneer de AdBlue- Roep de hulp in van een werkplaats. delaars. tank leeg is. Opnieuw starten van de AdBlue bijvullen motor is niet mogelijk.
Pagina 139
Rijden en bediening 1. Rijd gelijkmatig gedurende Zet de auto op een vlakke onder‐ 5. Open de AdBlue-jerrycan. 10 min. en zorg daarbij dat de grond. 6. Sluit een uiteinde van de slang rijsnelheid hoger is dan 20 km/h. De vulopening voor AdBlue zit achter aan op de jerrycan en schroef het 2.
Rijden en bediening Automatische De modus of ingeschakelde versnel‐ Zet de keuzehendel in de stand zoals ling verschijnt op het Driver Informa‐ hierboven afgebeeld. versnellingsbak tion Center. P : parkeerstand, de wielen zijn D en het nummer van de ingescha‐ geblokkeerd, alleen inschakelen Met de automatische versnellingsbak kelde versnelling geeft de automati‐...
Rijden en bediening Wanneer een versnelling is ingescha‐ Handmatige modus In de handmatige modus wordt er bij keld en de rem wordt losgelaten, rijdt hoge toerentallen niet automatisch de auto langzaam weg. naar een hogere versnelling opge‐ schakeld. Afremmen op de motor Schakelen 3 87.
Rijden en bediening Kickdown Bij een lege accu hulpstartkabels 3. Duw de knop omlaag en haal de gebruiken 3 218. keuzehendel uit P. Oorzaak van Bij intrappen van het gaspedaal voor‐ de stroomonderbreking door een Is de accu niet de oorzaak van de bij het kick-downpunt accelereert de werkplaats laten verhelpen.
Rijden en bediening Handgeschakelde Wanneer het systeem gedurende een bepaalde tijd koppelingsslip waar‐ versnellingsbak neemt, wordt het motorvermogen verlaagd. U ziet een waarschuwing op het Driver Information Centre. Laat de koppeling los. Voorzichtig Rijd bij voorkeur niet met de hand voortdurend op de selectorhendel.
Rijden en bediening Remmen Zodra een wiel dreigt te blokkeren, Storing regelt het ABS de remdruk af op het desbetreffende wiel. De auto blijft ook 9 Waarschuwing Het remsysteem omvat twee onaf‐ bij een noodstop bestuurbaar. hankelijke remcircuits. De ABS-regeling is merkbaar door Bij een defect aan het ABS kunnen Wanneer een remcircuit uitvalt, kan het tikken van het rempedaal en door...
Rijden en bediening Rijregelsystemen Controlelampje R 3 86. Elektronische stabiliteitsre‐ Remassistentie geling en Traction Control- Bij het snel en krachtig intrappen van het rempedaal remt het systeem systeem automatisch met maximale kracht. De elektronische stabiliteitsregeling Het werken van de remassistentie (ESC) verbetert indien nodig de rijsta‐...
Rijden en bediening Uitschakelen ESC en Traction Control-systeem worden ook opnieuw geactiveerd wanneer u het contact de volgende keer opnieuw inschakelt. Storing Bij een storing in het systeem licht het ESC en Traction Control-systeem controlelampje b ononderbroken op werken na elke motorstart zodra en verschijnt er een bericht op het controlelampje b dooft.
Rijden en bediening ● Als de versnellingsbak in de Voorzichtig eerste of tweede versnelling staat, neemt de snelheid af en Alleen gebruiken bij het steil afda‐ knippert het controlelampje op de len op terrein. Niet gebruiken op instrumentengroep snel. normale typen wegdek. Bij onno‐ ●...
Rijden en bediening Uitschakelen Rijd echter niet in terrein waar de auto beschadigd kan raken door Druk nogmaals op ò totdat de led obstakels, zoals stenen, en in in de toets dooft. Het groene contro‐ terrein met steile hellingen en een lelampje u op de instrumentengroep slechte grip.
Rijden en bediening Bestuurdersondersteu‐ Deze modus is actief bij snelheden tot modus ESC uit 9 50 km/h. ningssystemen In deze modus werken de ESC en Traction Control niet. Moddermodus 4 In de toets a brandt een led. Deze modus staat veel wielspin toe 9 Waarschuwing De ESC en Traction Control worden voor het wiel met de minste grip bij het...
Pagina 150
Rijden en bediening Daarbij moet bij een automatische Systeem inschakelen versnellingsbak de stand D of de tweede of een hogere versnelling in de stand M zijn ingeschakeld. Bij het op- en afrijden van hellingen zijn afwijkingen van de opgeslagen snelheid mogelijk. Het systeem hanteert de ingestelde snelheid als rijsnelheid, zonder acht te geven op de stand van het gaspe‐...
Pagina 151
Rijden en bediening Trek op tot de gewenste snelheid en Snelheid van snelheidslimietdetectie Druk op MEM op het stuurwiel om de overnemen duw het stelwiel kort naar SET/-. De nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐ huidige snelheid wordt opgeslagen gen en op te slaan. De intelligente snelheidsadaptatie en gehandhaafd.
Rijden en bediening De cruisecontrol wordt automatisch Bij het indrukken van ß om de snel‐ U kunt accelereren tot de ingestelde gedeactiveerd in de volgende geval‐ snelheid. Bij het afrijden van hellingen heidsbegrenzer uit te schakelen len: zijn afwijkingen van de snelheidsli‐ wordt u de cruisecontrol gedeacti‐...
Pagina 153
Rijden en bediening Trek op tot de gewenste snelheid en duw het stelwiel kort naar SET/-. De huidige snelheid wordt opgeslagen als snelheidslimiet. De snelheidslimiet is te wijzigen door het stelwiel naar RES/+ te duwen om de snelheid te verhogen of naar SET/- om de gewenste snelheidsli‐...
Pagina 154
Rijden en bediening Als de snelheidsbegrenzer actief is: Snelheidslimiet overschrijden Systeem uitschakelen ● verschijnt op het uplevel Driver In noodgevallen is het mogelijk de Druk op ß, de snelheidsbegrenzer‐ Information Center de gedetec‐ snelheidslimiet te overschrijden door modus wordt gedeactiveerd en de teerde maximumsnelheid weer‐...
Rijden en bediening Frontaanrijdingswaarschu‐ De bestuurder alarmeren linge afstand bij de betreffende wing verkeers-, weers- en zichtomstan‐ De bestuurder wordt gewaarschuwd digheden. aan de hand van het volgende: De frontaanrijdingswaarschuwing De bestuurder moet onder het kan helpen schade bij frontale aanrij‐ ●...
Rijden en bediening De gevoeligheid van het systeem In de volgende gevallen detecteert de van een voorligger, kan er onvol‐ frontaanrijdingswaarschuwing instellen doende tijd zijn om een aanrijding wellicht geen voorliggers of kunnen te voorkomen. In het menu 3 99 van de persoonlijke de prestaties van de sensor beperkt De bestuurder aanvaardt de volle instellingen moet u de systeemge‐...
Pagina 157
Rijden en bediening bestuurder gewaarschuwd door de Automatisch noodstopsysteem De bestuurder moet altijd gereed frontaanrijdingswaarschuwing of de zijn om actie te ondernemen en te Na activering van het anticiperend voetgangersbescherming vóór. remmen en sturen om aanrijdin‐ remsysteem en net voor het moment Frontaanrijdingswaarschuwing gen te voorkomen.
Pagina 158
Rijden en bediening Systeembeperkingen 9 Waarschuwing 9 Waarschuwing In sommige gevallen kan de actieve Het automatisch noodstopsys‐ De actieve noodrem is niet ontwor‐ noodrem automatisch remmen in teem is een noodfunctie ter voor‐ pen voor krachtig autonoom situaties waarin dat onnodig lijkt te bereiding op een botsing en is niet remmen of het automatisch zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,...
Rijden en bediening ● bij rijden in het donker ● als de voorruit beschadigd is in Het systeem gebruikt de frontcamera de buurt van de camera in de voorruit om een voetganger ● voorruit beschadigd of bedekt direct vóór u te detecteren. met stickers ●...
Rijden en bediening Voetgangersbescherming vóór Systeembeperkingen Parkeerhulp omvat onder meer: In de volgende gevallen detecteert de Algemene informatie ● voetganger vóór de auto detec‐ voetgangersbescherming vóór teren mogelijk geen voetganger vóór de Bij het aankoppelen van een aanhan‐ ● waarschuwing voetganger vóór auto of werkt de sensor mogelijk maar ger of een fietsendrager op de trek‐...
Pagina 161
Rijden en bediening signalen volgen elkaar sneller op Het systeem is klaar voor gebruik, Uitschakelen naarmate de afstand tot dat obstakel wanneer het ledje in de parkeerhulp‐ afneemt. Is de afstand kleiner dan knop ¼ niet brandt. ongeveer 30 cm, dan klinkt er een Melding continu geluid.
Pagina 162
Rijden en bediening Parkeerhulp voor-achter Wanneer bij een rijsnelheid lager dan Ook wordt de afstand tot obstakels 10 km/u een obstakel voor de auto voor en achter de auto weergegeven Het gebruikt twee verschillende wordt gedetecteerd, wordt naast de door veranderlijke afstandslijnen op akoestische waarschuwingssignalen parkeerhulp ook de parkeerhulp voor het Info-Display 3 94.
Rijden en bediening Als het systeem handmatig uitge‐ opzichte van de bumper links of Voorzichtig schakeld is, wordt het bij de volgende rechts) en dat de sensoren goed op keer inschakelen van het contact niet hun plek zitten. Als de kentekenplaat Het systeem werkt eventueel automatisch opnieuw ingeschakeld.
Pagina 164
Rijden en bediening Geavanceerde parkeerhulp biedt 8" Colour-Info-Display: om een hulp bij de volgende handelingen: parkeervak te zoeken activeert u het systeem door op Í te drukken. Kies ● inparkeren bij fileparkeren Rijfuncties op het aanraakscherm en ● inparkeren bij haaks parkeren vervolgens Parkeerhulp.
Pagina 165
Rijden en bediening 8" Colour-Info-Display: om een parkeervak te activeren activeert u het systeem door op Í te drukken. Kies Rijfuncties op het aanraak‐ scherm en vervolgens Parkeerhulp. Kies Haaks inparkeren. $ gaat branden op de instrumenten‐ groep om aan te geven dat het systeem geactiveerd is.
Pagina 166
Rijden en bediening Uitparkeren bij fileparkeren Inschakelen 7" Colour-Info-Display: tijdens het uitparkeren bij fileparkeren activeert u het systeem door Parkeerhulp te selecteren op de startpagina van het aanraakscherm. Kies vervolgens Uitparkeren bij fileparkeren. 8" Colour-Info-Display: om uit te parkeren bij fileparkeren activeert u het systeem door op Í...
Rijden en bediening Displayweergave systeem helemaal uit te schakelen moet u op r Uit op de middencon‐ De instructies op het display tonen: sole drukken. ● algemene tips en waarschu‐ Het systeem wordt automatisch wingsberichten gedeactiveerd: ● het verzoek om te stoppen ●...
Rijden en bediening Wanneer u het systeem deactiveert mechanische verstoringen (sporadi‐ eel in elke buitenspiegel bij het detec‐ of wanneer het systeem zichzelf sche valse waarschuwingen kunnen teren die in de binnen- en buitenspie‐ deactiveert tijdens het inparkeren, voorkomen). gels mogelijk niet zichtbaar zijn. geeft het display dit aan.
Pagina 169
Rijden en bediening 8'' Colour-Info-Display: druk op Í. Het ledje gaat bij detectie van het Er wordt niet gewaarschuwd in de voertuig onmiddellijk branden. volgende situaties: Kies Rijfuncties op het Info-Display en kies vervolgens Wanneer u zelf langzaam inhaalt, ● als obstakels niet bewegen, bijv. Dodehoekdetectie.
Rijden en bediening Uitschakelen Het systeem gebruikt: Links op het display kunt u de verschillende weergaven kiezen. U ● camera achter, in de achterklep Het systeem is te deactiveren in het kunt het type aanzicht wijzigen door ● ultrasone parkeersensoren in de menu Persoonlijke instellingen 3 99.
Pagina 171
Rijden en bediening Zicht achter Auto-modus Deze weergave is beschikbaar in de auto-modus of in het menu voor Deze modus is standaard geacti‐ Weergavekeuze. veerd. Als de auto tijdens een parkeermanoeuvre een obstakel 180°-weergave nadert, wordt op basis van informatie van de parkeersensoren in de achter‐...
Rijden en bediening Uitschakelen Het panoramazichtsysteem werkt Gebruik niet alleen het panorama‐ mogelijkerwijs niet goed wanneer: zichtsysteem om te rijden of te Het panoramazichtsysteem wordt ● In een donkere omgeving. parkeren. gedeactiveerd wanneer: ● De zon of de straal van koplam‐ Controleer vóór het wegrijden ●...
Pagina 173
Rijden en bediening Het camerabeeld verschijnt op het Werking Hulplijnen Info-Display. 9 Waarschuwing De achteruitrijcamera kan nooit het zicht van de bestuurder vervangen. Let op: voorwerpen die zich buiten het bereik van de camera en de sensoren van de parkeerhulp bevinden, bijv. onder de bumper of onder de auto, worden niet getoond.
Rijden en bediening Persoonlijke instellingen 3 99. ● Er is een aanhanger of fietsen‐ Inschakelen drager aan de trekhaal gekop‐ Uitschakelen peld. ● De auto een aanrijding aan de De camera wordt uitgeschakeld achterzijde heeft gehad. wanneer een bepaalde voorwaartse snelheid wordt overschreden of als ●...
Rijden en bediening Systeembeperkingen Vermoeidheidsdetectie Het systeem kan de noodzaak van Het systeem werkt mogelijk niet goed waakzaamheid van de bestuurder in de volgende gevallen: niet vervangen. We adviseren om bij ● de rijsnelheid lager is dan de eerste tekenen van vermoeidheid 60 km/u of ten minste om de twee uur even te ●...
Pagina 176
Rijden en bediening De tellerfunctie voor de rijtijdwaar‐ In bepaalde omstandigheden (slecht ● de voorruit is beschadigd of schuwing wordt gereset, wanneer het wegdek of harde wind) geeft het bedekt met vreemde voorwer‐ contact enkele minuten uitgestaan systeem ongeacht het alertheidsni‐ pen, bijv.
Rijden en bediening Brandstof Voorzichtig Brandstof voor Gebruik van brandstof met een benzinemotoren lager octaangetal dan het laagst mogelijke octaangetal kan onge‐ De benzinemotoren zijn compatibel controleerde verbranding en met biobrandstoffen die voldoen aan motorschade veroorzaken. Dieselolie die voldoet aan de norm de huidige en komende Europese EN590 gemengd met een biodiesel normen en verkrijgbaar zijn op tank‐...
Rijden en bediening Paraffinediesel die voldoet aan de Tanken verboden (vanwege het gevaar norm EN15940 gemengd met een voor schade aan motor en brand‐ biodiesel die voldoet aan de norm stofsysteem). EN14214 (met tot 7% Fatty Acid Methyl Ester). Let op De enige toegestane dieseladditie‐...
Pagina 179
Rijden en bediening 9 Gevaar Brandstof is brandbaar en explo‐ sief. Niet roken. Geen open vuur of vonken. Wanneer u brandstof in de auto kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een werkplaats te laten verhelpen. Een etiket met symbolen aan de binnenkant van de tankvulklep geeft De tankvulklep kan alleen bij een Hang tijdens het tanken de tankdop...
Rijden en bediening Trekhaak Rijgedrag en aanhangertips Voorzichtig Alvorens een aanhangwagen aan te Algemene informatie koppelen, de kogel van de trekhaak Gemorste brandstof onmiddellijk afwassen. smeren. Bij gebruik van een trillings‐ Het inbouwen van een trekhaak door demper die slingerbewegingen een werkplaats laten uitvoeren.
Rijden en bediening Bandenspanning instellen op de hellingspercentage (minder dan 8%, Achterasbelasting waarde voor maximale belading bijv. snelwegen) hoeft het maximaal Bij een aangekoppelde aanhanger en 3 238. toelaatbare treingewicht niet te een maximale belading van de auto, worden verminderd. mag de toelaatbare achterasbelas‐...
Pagina 182
Rijden en bediening Bevestiging van de kogelstang Anders moet de kogelstang vóór het monteren worden aangespannen: Voer de band door het achterste sjor‐ oog rechts, wikkel de band twee keer Klap de aanhangeraansluiting om de zak en trek de band aan om de ●...
Pagina 183
Rijden en bediening ● Trek de draaiknop naar buiten en Juiste montage van de kogelstang 9 Waarschuwing controleren draai deze zo ver mogelijk rechtsom. ● Het groene merkteken op de Draaiknop bij het monteren niet draaiknop moet naar het groene aanraken.
Pagina 184
Rijden en bediening Demontage van de kogelstang Berg de trekstang op in de zak en zet de zak met de band vast aan het achterste sjoroog rechts. Wikkel de band twee keer om de zak en trek de band aan om de zak vast te zetten. Open de beschermende klep en draai de sleutel naar stand c om de kogel‐...
Verzorging van de auto Verzorging van de Kentekenverlichting ....199 Verzorging interieur ....223 Interieurverlichting ....199 Vloermatten ......224 auto Elektrisch systeem ..... 200 Zekeringen ......200 Zekeringenkast in motorruimte 201 Zekeringenkast Algemene informatie ....184 instrumentenpaneel ....202 Accessoires en modificaties van Boordgereedschap ....
Weer in gebruik nemen ● Afdichtrubbers reinigen en regeleenheden) wordt de door Opel conserveren. Wanneer u de auto weer in gebruik geboden garantie mogelijk ongeldig. ● Brandstoftank volledig vullen. neemt: Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐...
Verzorging van de auto Controle van de auto ● Sproeiervloeistofreservoir vullen. 9 Gevaar ● Motoroliepeil controleren. Werkzaamheden uitvoeren ● Koelvloeistofpeil controleren. Het ontstekingssysteem werkt met een extreem hoge spanning. Niet ● Zo nodig kentekenplaat monte‐ aanraken. ren. Motorkap Verwerking van sloopauto Openen Eventueel wettelijk verplichte infor‐...
Verzorging van de auto Motorolie Trek de peilstok tevoorschijn, veeg hem schoon, plaats hem helemaal Het motoroliepeil op gezette tijden terug en trek hem opnieuw tevoor‐ handmatig controleren om schade schijn om het motoroliepeil af te aan de motor te voorkomen. Verge‐ lezen.
Verzorging van de auto Koelvloeistof De fabrieksmatig bijgevulde koel‐ vloeistof biedt vorstbescherming tot ca. –37 °C. Voorzichtig Alleen goedgekeurde antivries gebruiken. Koelvloeistof en antivries 3 229. Koelvloeistofpeil Het motoroliepeil mag niet hoger Bij een koud koelsysteem moet de staan dan het bovenste merkteken koelvloeistof boven het merkteken MAX op de peilstok.
Verzorging van de auto kraanwater als er geen geconcen‐ Remvloeistof Voorzichtig treerde koelvloeistof voorhanden is. Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐ 9 Waarschuwing Alleen sproeiervloeistof met gehalte door een werkplaats laten voldoende antivries biedt controleren en oorzaak van het koel‐ Remvloeistof is giftig en bijtend. voldoende bescherming bij lage vloeistofverlies laten verhelpen.
Verzorging van de auto Accu Accu vervangen gebruik van een acculader. Anders kan de accu van de auto De accu van de auto is onderhouds‐ Let op beschadigd raken. vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu Elke afwijking van de in dit hoofdstuk voldoende wordt opgeladen.
Verzorging van de auto Elektrische aansluiting ● De accu bevat zwavelzuur dat ● gedurende minder dan blindheid of ernstige brandwon‐ 10 minuten om de verbruikers De stroomaansluitingen worden den kan veroorzaken. ongeveer 5 minuten te gebruiken gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Verzorging van de auto Gloeilamp vervangen Wisserblad vervangen Laat de ruitenwisserarm voorzichtig zakken. Voorruit Controleer vóór het vervangen van Achterruit een lamp of alle rijverlichting en binnenverlichting en het contact uitgeschakeld zijn. Alle portieren moeten gesloten zijn. Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken.
Verzorging van de auto Halogeenkoplampen Groot licht 2. Neem de bovenste lampfitting uit het reflectorhuis. 1. Draai de kap naar links en verwij‐ 1 : grootlicht, richtingaanwijzers 3. Trek de lamp van de stekker los. der deze. 2 : dimlicht 4.
Pagina 195
Verzorging van de auto Richtingaanwijzer 2. Draai het onderste lampfitting Dimlicht linksom los. Lampfitting uit het reflectorhuis nemen. 1. Draai de kap naar links en verwij‐ 1. Draai de kap naar links en verwij‐ der deze. der deze. 3. Druk de pal in en neem de lamp uit de lampfitting.
Verzorging van de auto 2. Til de pal omhoog en trek de stek‐ Zijmarkeringslicht / dagrijlicht 1. Draai de kap naar links en verwij‐ ker daarna naar achteren. der deze. Laat defecte led-lampen door een 3. Klap de pal omlaag en neem de werkplaats vervangen.
Verzorging van de auto 3. Trek de lamp van de stekker los. Lichtmodule in de carrosserie 2. Demonteer het lamphuis door het recht naar achteren te trekken. 4. Vervang de lamp en sluit deze Lamphuis losnemen aan op de stekker. 3.
Pagina 198
Verzorging van de auto 2 : richtingaanwijzer b) Versie met led: Draai linksom uit het lamphuis los. 2. Bevestig de lichtmodule aan de 4. Verwijder de gloeilamp. carrosserie en zet deze vast met de twee bouten. a) Versie zonder led: Recht uit de houder trekken en vervangen.
Pagina 199
Verzorging van de auto Lichteenheid in de achterklep 2. Schroef de kunststof moer met de hand los. Lamphuis losnemen Druk de pal in om de lamphouder te ontgrendelen en te verwijderen. b) Versie met led: 3. Trek de achterlichtmodule voor‐ 1.
Pagina 200
Verzorging van de auto Draai de lamphouder achteruitrij‐ licht linksom uit de lichtmodule los. 5. Lamp verwijderen. a) Versie zonder led: Recht eruit trekken en vervangen. 2. Bevestig het lamphuis in de achterklep. Lamphuis bevestigen 3. Zet het lamphuis vast met de 1.
Verzorging van de auto Zijrichtingaanwijzers 4. Steek de lampfitting erin en draai deze rechtsom. Demonteer om de gloeilamp te 5. Steek de linkerzijde van de lamp‐ vervangen de lichtmodule: module naar binnen, schuif deze naar links en plaats de rechter‐ zijde.
Verzorging van de auto Elektrisch systeem Zekeringtrekker In de zekeringenkast in de motor‐ Zekeringen ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐ ker. Controleren of het opschrift op de vervangende zekering overeenkomt met dat op de defecte zekering. De drie zekeringenkasten zitten in: ●...
Verzorging van de auto Zekeringenkast in Nr. Stroomkring motorruimte 11 Motormanagement 12 Motorkoeling 13 Carrosserieregelmodule 14 Intelligente accusensor 15 – 16 Mistlampen 17 – 18 Groot licht rechts Nr. Stroomkring 19 Groot licht links 20 Motorregeling brandstofpomp Ventilator klimaatregeling – 21 Startmotor De zekeringenkast zit linksvoor in de motorruimte.
Verzorging van de auto Bij auto's met het stuurwiel links zit de Nr. Stroomkring Nr. Stroomkring zekeringhouder achter een afdekking 29 Ruitenwisser voor Ruitensproeierpomp voor / in het instrumentenpaneel. Klik de achter afdekking aan de zijkant los en verwij‐ 30 Carrosserieregelmodule der deze.
Pagina 205
Verzorging van de auto Nr. Stroomkring Nr. Stroomkring 21 Diefstalalarmsysteem, startknop 35 Instrumentengroep, lichtschake‐ laar, geavanceerde parkeer‐ 22 Regensensor, frontcamera hulp, regelmodule transmissie 23 Portiermodule 36 Instapverlichting, verlichting 24 Geavanceerde parkeerhulp, zonneklep, verlichting hand‐ camera, Infotainment schoenenkastje 25 Airbag Zekeringenkast aan de 26 Stuurkolommodule rechterzijde van het 27 Diefstalalarmsysteem...
Verzorging van de auto Boordgereedschap Auto's zonder reservewiel Nr. Stroomkring 10 Elektrische aansluiting achterin Gereedschap 11 – Auto's met reservewiel 12 – De schroevendraaier en het sleepoog zitten in een doos onder de vloerplaat in de bagageruimte. Bandenreparatieset 3 209. De krik, het gereedschap, een riem voor bevestiging van een beschadigd wiel en het sleepoog zitten in de...
Verzorging van de auto Velgen en banden Aanduidingen op banden Draairichtingsgebonden banden Bijv. 195/65 R 15 91 H Draairichtingsgebonden banden moeten zo worden gemonteerd dat Conditie van banden en velgen 195 : bandbreedte in mm ze in de juiste richting draaien. De 65 : hoogte-breedteverhouding Zo langzaam mogelijk en onder een juiste draairichting is herkenbaar aan...
Verzorging van de auto Het informatie-etiket bandenspan‐ Voor de voor deze auto goedge‐ Afhankelijkheid van temperatuur ning op het portierframe links keurde banden kunt u de EEG- De bandenspanning hangt af van de vermeldt de originele bandenmaat en conformiteitsverklaring die bij de auto temperatuur van de band.
Pagina 209
Verzorging van de auto Als een band aan spanning verliest, opnieuw. Neem contact op met een Systeem initialiseren gaat het controlelampje w branden in werkplaats, als het storingsbericht niet van het display verdwijnt. Het combinatie met een waarschuwings‐ systeem werkt niet, wanneer ABS of bericht op het Driver Information Center.
Verzorging van de auto Na initialisatie vindt tijdens het rijden Om veiligheidsredenen is het aan te bonden banden zijn gemonteerd of automatisch kalibratie plaats van de bevelen dat de profieldiepte van de de draairichting van de wielen nieuwe bandenspanningswaarden. banden op één as niet meer dan dezelfde blijft.
Verzorging van de auto Auto's met stalen velgen: Bij gebruik 9 Waarschuwing 9 Waarschuwing van wielborgmoeren mogen de wiel‐ doppen niet worden bevestigd. Rijden met ongeschikte banden of Beschadigingen kunnen een klap‐ wielen kan ongevallen veroorza‐ band veroorzaken. Sneeuwkettingen ken en de typegoedkeuring van de auto vervalt hierdoor.
Pagina 212
Verzorging van de auto 1. Verwijder de fles met afdichtmid‐ 9 Waarschuwing del en de compressor. 2. Neem de sticker met de snel‐ Niet sneller rijden dan 80 km/u. heidslimiet van de fles met Niet langdurig gebruiken. afdichtmiddel en plak deze in het Bestuurbaarheid en rijeigen‐...
Pagina 213
Verzorging van de auto Bandenspanning 3 238. Schakel de compressor uit wanneer de juiste bandenspan‐ ning is bereikt. Wordt de voorgeschreven bandenspanning niet binnen 10 minuten bereikt, dan de bandenreparatieset verwijderen. De auto één wielomwenteling verrijden. De bandenreparatieset weer aansluiten en het vulproces 10 minuten lang voortzetten.
Pagina 214
Verzorging van de auto Laat een teveel aan lucht 16. De rit onmiddellijk voortzetten, Let op ontsnappen via de knop op de zodat het afdichtmiddel zich De rijeigenschappen van de luchtslang. gelijkmatig in de band kan herstelde band zijn veel minder verspreiden.
Verzorging van de auto Wiel verwisselen 9 Waarschuwing De onderstaande voorbereidingen treffen en de instructies opvolgen: Smeer de wielbouten niet. ● Auto op een vlakke, stevige en Aanhaalmomenten slipvrije ondergrond parkeren. Voorwielen in de rechtuitstand Het aanhaalmoment voor stalen draaien. Voorzichtig wielen is 115 Nm.
Verzorging van de auto Stand van de voorste arm van het hefplatform midden onder het desbe‐ treffende krikpunt op de auto. Reservewiel Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐ lingen ook als compact reservewiel (thuiskomer) worden aangemerkt. In het gegeven geval geldt een bepaalde snelheidslimiet, ook staat iets dergelijks niet aangegeven op het...
Pagina 217
Verzorging van de auto 3. Wanneer er na het verwisselen Reservewiel monteren van een wiel geen wiel in de reser‐ Tref de voorbereidingen voor het vewielkuip wordt geplaatst, draai verwisselen van een wiel 3 213 en dan de vleugelmoer vast en sluit neem de volgende informatie ter de vloerafdekking.
Pagina 218
Verzorging van de auto 4. Zet de krik op de vereiste hoogte. Zet deze zo onder het krikpunt dat losschieten onmogelijk is. Plaats de krik goed en draai aan 3. Zorg ervoor dat de krik op de juiste de wielsleutel totdat het wiel van manier onder het dichtstbijzijnde de ondergrond loskomt.
Pagina 219
Verzorging van de auto 11. Berg het vervangen wiel en het gereedschap op en zet ze vast. 12. Controleer de bandenspanning en het aanhaalmoment van het gemonteerde wiel zo spoedig mogelijk. Een beschadigd volwaardig wiel in de bagageruimte opbergen De reservewielbak is niet gemaakt voor bandenmaten die afwijken van die van het compacte reservewiel.
Verzorging van de auto Starthulp gebruiken 9 Gevaar Niet starten met behulp van een snel‐ Rijd na het opslaan van een lader. beschadigd reservewiel in de bagageruimte altijd met opge‐ Bij een ontladen accu kan de motor klapte en vastgeklikte achterbank‐ worden gestart met hulpstartkabels rugleuningen.
Pagina 221
Verzorging van de auto ● Een ontladen accu kan al bij een ● Ook de auto's mogen elkaar 3. Zwarte kabel op de minpool van temperatuur van 0 °C bevriezen. tijdens de hulpstart niet raken. de hulpstartaccu aansluiten. Ontdooi de bevroren accu alvo‐ ●...
Verzorging van de auto Trekken Voorzichtig Auto slepen Deactiveer de bestuurdersonder‐ steuningssystemen zoals de actieve noodrem 3 154, omdat de auto anders automatisch kan remmen tijdens het slepen. Zet de schakelhendel in neutraal. Schakel de parkeerrem uit. Voorzichtig Sleepoog inschroeven en tot aan de aanslag in horizontale stand vast‐...
Verzorging van de auto 80 km/u en niet verder dan 100 km. In de afdekking los door de schroeven‐ Voorzichtig alle andere gevallen en bij een draaier voorzichtig omlaag te bewe‐ defecte versnellingsbak de vooras gen. Langzaam wegrijden. Schok‐ optakelen. Het sleepoog is opgeborgen bij het kende bewegingen vermijden.
Verzorging van de auto Verzorging van uiterlijk soires op de buitenkant van de auto Daarna de auto grondig afspoelen en zoals een dakdragersysteem verwij‐ afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen. deren. Voor de carrosserie en de ruiten Verzorging exterieur verschillende zeemlappen gebruiken: Let als de auto met de hand wordt wasresten op de ruiten belemmeren Sloten...
Verzorging van de auto Ruiten en ruitenwisserbladen Panoramadak De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwe Schakel de wissers in hun bereik uit Gebruik een zachte, pluisvrije doek of waslaag laten aanbrengen. alvorens ze te hanteren. een zeemleer en een ruitenreiniger Bitumineuze / rubber materialen om het panoramadak te reinigen.
Verzorging van de auto De instrumentengroep en de displays Kunststof en rubber onderdelen gecertificeerde vloermatten. alleen met een vochtige doek reini‐ Controleer altijd of de vloermat‐ Kunststof en rubberen onderdelen gen. Gebruik indien nodig water en ten niet in de weg van de pedalen mogen met dezelfde middelen milde zeep.
Pagina 227
Verzorging van de auto 2. Laat de sleuven in de mat samen‐ vallen met de borgingen, zie afbeelding. 3. Duw de mat op de vloer. Verwijder de vloermat als volgt: 1. Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren. 2. Trek de vloermat omhoog weg.
Service en onderhoud Service en Algemene informatie In dergelijke zware omstandigheden moeten bepaalde onderhoudswerk‐ onderhoud zaamheden wellicht vaker worden Service-informatie verricht dan met het reguliere service- Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ interval dat op het service-display veiligheid en voor het behoud van de verschijnt.
Pagina 229
Service en onderhoud Onderhoudsintervallen EB2ADT EP6FDTMD Motortype EB2ADTS EB2FA EP6FADTXD EB2DTS EP6FDTM Landengroep 1 20.000 km / 1 jaar 20.000 km / 1 jaar 30.000 km / 1 jaar Landengroep 2 15.000 km / 1 jaar 20.000 km / 1 jaar 20.000 km / 1 jaar Landengroep 3 15.000 km / 1 jaar 20.000 km / 1 jaar 20.000 km / 1 jaar 10.000 km / 1 jaar Landengroep 4 15.000 km / 1 jaar 20.000 km / 1 jaar...
Service en onderhoud Aanbevolen De viscositeit geeft informatie over de Viscositeitswaarden motorolie dikte van de motorolie bij diverse De SAE-viscositeitswaarde geeft vloeistoffen, temperaturen. informatie over de dikte van de motor‐ smeermiddelen en olie. Kies de juiste motorolie op basis van onderdelen zijn kwaliteit en de minimale omge‐...
Pagina 232
Service en onderhoud houden. Extra koelvloeistofadditie‐ ven die bedoeld zijn om extra corro‐ siebestendigheid te bieden of om kleine lekken te dichten kunnen func‐ tiestoringen veroorzaken. Aanspra‐ kelijkheid voor eventuele gevolgen van het gebruik van extra koelvloei‐ stofadditieven wordt niet aanvaard. Sproeiervloeistof Gebruik uitsluitend voor de auto goedgekeurde sproeiervloeistof om...
Technische gegevens Gegevens op het typeplaatje: caties in de voertuigdocumenten prevaleren altijd boven die in deze 1 : fabrikant handleiding. 2 : typegoedkeuringsnummer 3 : voertuigidentificatienummer Motor-ID 4 : toegelaten totaal voertuiggewicht in kg In de tabellen met technische gege‐ 5 : toegelaten totaal treingewicht vens wordt de motoraanduiding in kg...
DW10FC DV5RC DV6D DV5RD DV6FD DV5RE DV6FE Originele Opel motorolie B71 2010 / B71 2312 B71 2312 Motor EC5F: B71 2290, B71 2296 of B71 300 mogen ook worden gebruikt. Landen behorend tot landengroep 4 alle motoren Originele Opel motorolie B71 2302 / B71 2297 Motor EC5F: B71 2296 of B71 300 mogen ook worden gebruikt.
Pagina 236
Technische gegevens Landen behorend tot landengroep 5 alle motoren Originele Opel motorolie B71 2297 Motorolieviscositeitswaarden Landengroepen 3 226 B71 2010 B71 2312 B71 2302 B71 2297 Motorolieviscositeitswaarde SAE 0W-20 SAE 0W-30 SAE 0W-30 SAE 5W-30...
(RFID) ........245 webadres: www.opel.com/confor‐ Maximaal uitgangsvermogen: 4 dBm mity. Infotainmentsysteem R 4.0 De importeur is Opel / Vauxhall, Bahnhofsplatz, Clarion 65423 Ruesselsheim am Main, 244 rue du Pré à Varois, 54670 Custi‐ Germany. nes, France Bedrijfsfrequentie: 2400 - 2480 MHz Navi 5.0 IntelliLink...
Zender handzender KOSTAL of America, Inc. fen inhouden. Bezoek Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG www.opel.com/reach voor nadere 350 Stephenson Hwy, Troy MI 48083, Steeger Str. 17, 42551 Velbert, informatie en voor inzage in de infor‐ Germany matie in het kader van Artikel 33.
Klantinformatie Software-update Selecteer om handmatig te controle‐ DivX, LLC ren op updates Instellingen op het DivX en DivX Certified zijn gedepo‐ ® ® Het Infotainmentsysteem kan gese‐ beginscherm, Software-informatie en neerde handelsmerken van DivX, lecteerde software-updates via een dan Systeemupdate. Volg de aanwij‐ LLC.
Klantinformatie Registratie van leiding of in de algemene verkoop‐ componenten, de onderhoudsvereis‐ voorwaarden. Deze referenties zijn ten en technische gebeurtenissen en voertuigdata en privacy tevens online beschikbaar. storingen. Afhankelijk van de technische uitrus‐ Event Data Recorders Bedieningsgegevens in de auto tingsniveaus worden de volgende (EDR) gegevens opgeslagen:...
Pagina 245
Klantinformatie Wanneer u gebruikmaakt van dien‐ taansprakelijkheid. De fabrikant U kunt uw eigen gegevens invoeren sten (bijv. reparatie, onderhoud), zijn gebruikt bedieningsgegevens van in de infotainmentfuncties van uw de bedieningsgegevens samen met auto's mogelijk voor terugroepacties. auto bij het gebruik van bepaalde het chassisnummer uit te lezen en Deze gegevens kunnen ook worden functies.
Pagina 246
Klantinformatie Deze gegevens zijn alleen op uw De integratie maakt het gebruik van Merkgebonden services verzoek door te geven tot buiten het bepaalde smartphone-apps mogelijk, In het geval van de online services bereik van de auto, in het bijzonder bij zoals navigatie of het spelen van van de fabrikant, worden de relevante het gebruik van online services...
(derde partijen), zijn deze services informatie, houdt ze niet bij of koppelt onderworpen aan de voorwaarden deze niet aan andere Opel systemen met betrekking tot aansprakelijkheid die persoonlijke informatie bevatten. en gegevensbescherming en gebruik van de desbetreffende aanbieder. De...
Pagina 253
De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Opel Automobile GmbH voorbehouden.