172
Rijden en bediening
of zelfs een kruising als een parkeer‐
plek herkennen. Na het inschakelen
van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Blindehoeksysteem
Het dodehoeksysteem detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
specifieke dodehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem geeft een visueel alarm
visueel in elke buitenspiegel bij het
detecteren die in de binnen- en
buitenspiegels wellicht niet zichtbaar
zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik
van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.
9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde
hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Inschakelen
7'' Colour-Info-Display: selecteer
Dodehoekbewaking op de startpa‐
gina van het aanraakscherm. Het
systeem is te activeren door W te bekij‐
ken.
8'' Colour-Info-Display: druk op Í.
Kies Rijfuncties op het aanraak‐
scherm en kies vervolgens
Dodehoekdetectie. Het systeem is te
activeren door on te bekijken.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode
hoek detecteert, gaat een rond ledje
op de desbetreffende buitenspiegel
branden.
Het ledje gaat bij detectie van het
voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het ledje met vertraging bran‐
den.