Download Print deze pagina

Frontaanrijdingswaarschu- Wing - Opel CROSSLAND X 2017 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor CROSSLAND X 2017:

Advertenties

158
Rijden en bediening
Uitschakelen
Druk op ß, de snelheidsbegrenzer‐
modus wordt gedeactiveerd en de
snelheidslimietaanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Bij het indrukken van m ter activering
van de cruisecontrol wordt de snel‐
heidsbegrenzer uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid blijft bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen liggen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐
zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.
De snelheidsbegrenzer werkt moge‐
lijk niet goed, als de verkeersborden
niet voldoen aan de Weense Conven‐
tie over verkeersborden (Wiener
Übereinkommen über Straßenver‐
kehrszeichen).
Frontaanrijdingswaarschu‐
wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale botsin‐
gen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing
gebruikt de frontcamera in de voorruit
om een voorligger/tegenligger, op uw
pad, te detecteren.
Het systeem activeert verschillende
waarschuwingsniveaus afhankelijk
van het gedetecteerde botsingsrisico.
De waarschuwingen verschijnen op
het Driver Information Center.
Niveau 1: Er verschijnt een visuele
waarschuwing.
Niveau 2: Er verschijnt een visuele
waarschuwing en er klinkt een
geluidssignaal.
Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand
volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het
weer en de toestand van de weg.
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat
de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.

Advertenties

loading