Oorzaak
10. Expansieklep is defect of
onjuist ingesteld.
11. Gebrek aan koudemiddel,
onvoldoende koudemiddel in
het systeem.
12. Te vol koudemiddelcircuit.
13. Korte actieve collector, bijv.
korte of droge booropening,
korte bodemcollector.
14. Gewijzigde omstandigheden.
Hebt u uw verwarmings- en/of
tapwaterbehoefte vergroot?
Probleem – Bijverwarming wordt te vroeg ingeschakeld
Oorzaak
1. De in- en afstelling van de
regelaar van de warmtepomp
zijn niet aangepast aan de eisen/
wensen van de klant.
Problemen oplossen
Controleer de oververhittingsgegevens
van de unit met een manometer en een
thermometer.
Controleer ook of de bol en de capillaire
buis niet beschadigd zijn en of de bol
correct geïnstalleerd is.
Controleer met behulp van een mano-
meter en een thermometer of de over-
verhitting van de unit correct is voor het
specifieke koudemiddel.
Controleer met behulp van een mano-
meter en een thermometer of de over-
verhitting van de unit correct is voor het
specifieke koudemiddel.
• Controleer de lengte van de gebruikte
collector en vergelijk deze met de col-
lectorlengte in de documentatie m.b.t. de
dimensionering.
• Controleer daarnaast bij gebruik van
booropeningen of de collector niet in de
"vrije lucht" hangt.
• Als de warmtepomp gedimensione-
erd is voor een bepaalde behoefte en
deze behoefte wordt opgevoerd, is de
warmtepomp wellicht niet in staat om
de gewenste kamertemperatuur aan te
houden.
• Als het tapwaterverbruik toeneemt, is
er meer tijd nodig voor de productie van
tapwater, waardoor er minder tijd is voor
de warmteproductie (geldt alleen voor
VL-systemen).
Problemen oplossen
Controleer de instellingen KAMER,
STOOKLIJN, INTEGRAAL A1 en
INTEGRAAL A2.
VMBMH210
Actie
Als de oververhittingsgegevens niet
overeenkomen met de instructies voor
het specifieke koudemiddel, stelt u de
expansieklep af totdat de juiste waarde
wordt verkregen. Zie afzonderlijke
instructies voor koeltechnieken.
Als de oververhitting niet kan worden
afgesteld met de expansieklep of als de
capillaire buis/bol beschadigd is, ver-
vangt u deze.
Als er een lek lijkt te zitten in het kou-
demiddelcircuit, voert u een lekdetectie
uit en verhelpt u het probleem. Als er
geen lekdetector voorhanden is, brengt u
zeepwater aan op de plek waar u een lek
vermoedt en kijkt u of er bellen ontstaan.
Controleer ook op olie. Deze kan namelijk
uit het koudemiddelcircuit komen.
Volg de juiste procedure (afhankelijk van
het type koudemiddel) voor het toevo-
egen van de juiste hoeveelheid koude-
middel.
Als de actieve collector te kort is, kan de
warmtepomp niet genoeg energie uit de
warmtebron halen. Hierdoor is een aan-
vulling nodig om in de energiebehoefte
te voorzien.
Als de warmtepomp niet in de behoefte
kan voorzien, vervangt u deze door een
pomp met een groter vermogen of zorgt
u via een bijverwarming voor een groter
vermogen.
Actie
Stel de onjuiste waarden bij in de
regelaar van de warmtepomp.
KAMER = Gewenste binnentemperatuur.
STOOKLIJN = Moet zo worden ingesteld
dat de gewenste binnentemperatuur
(KAMER) wordt aangehouden ongeacht
de buitentemperatuur.
INTEGRAAL A1 = Startwaarde voor de
compressor.
INTEGRAAL A2 = Startwaarde (berekend
op basis van A1) voor de bijverwarming.
Service – 65