Oorzaak
10. Warmteverlies in de tapwa-
terleiding.
15.4.5
Verwarmingscomfort
Probleem – Te koud
Oorzaak
1. De in- en afstelling van de
regelaar van de warmtepomp
zijn niet aangepast aan de eisen/
wensen van de klant.
2. Onjuiste bedrijfsmodus ingest-
eld in de regelaar van de warm-
tepomp.
3. Sensorstoring, BUITEN/
KAMER/AANVOERLEIDING/
RETOURLEIDING.
4. De driewegafsluiter zit vast in
de tapwatermodus.
5. Defect elektrisch verwarmings-
element.
Problemen oplossen
Open de tapwaterkraan, lees de tem-
peratuur af voor de uitgaande tapwa-
terleiding vanuit de warmtepomp en
de temperatuur van het tapwater. Het
temperatuurverschil dat wordt gemeten
tussen de warmtepomp en het tapwater
geeft het temperatuurverlies aan.
Mogelijke oorzaken voor temperatuur-
verlies:
• Lange waterleidingen.
• Ongeïsoleerde tapwaterleidingen.
• Tapwaterleidingen lopen door koude
omgevingen.
Overige oorzaken die van invloed kun-
nen zijn op de tapwatertemperatuur:
• Is er een mengklep in het systeem
geplaatst? Temperatuur te laag ingesteld
op de mengklep? Mengklep lek?
• Storing waterkraan? Thermostatische
menger lek?
Problemen oplossen
Controleer de instellingen voor KAMER,
STOOKLIJN en MAX.
Controleer welke bedrijfsmodus er is
ingesteld.
Controleer wat de betreffende sensor
aangeeft. Is dat een aannemelijke/feite-
lijke waarde?
Meet de weerstand van de sensor en
vergelijk deze met de weerstandstabel in
15.3 Meetpunten.
1. Controleer de werking van de klep-
motor van de driewegafsluiter door deze
handmatig te testen. Als de motor tijdens
handmatige bediening bij de test de
modus niet verandert, controleert u of de
motor spanning krijgt (zie bedradings-
schema).
2. Ontkoppel de motor en test het sluiten
en openen van de klep door op de regel-
arm te drukken.
Gebruik een zoemer om te controleren
of alle spoelen in het elektrisch verwar-
mingselement intact zijn.
VMBMH210
Actie
Als er problemen aan het licht komen tij-
dens het oplossen van problemen aan de
hand van deze punten, verhelpt u deze.
Om snel te controleren of de tapwater-
productie van de warmtepomp naar
behoren functioneert, tapt u het tapwa-
ter af, zodat de warmtepomp tapwater
gaat produceren. Als dat klaar is, leest u
de temperatuur af op de bovenste sensor
en de startsensor. De temperatuur van
de bovenste sensor moet ca. 50-55°C zijn
en die van de startsensor ca. 45-48°C. Als
na afloop van de tapwaterproductie deze
temperaturen worden verkregen, bete-
kent dit dat het tapwater in de boiler de
juiste temperatuur en het juiste volume
heeft.
Actie
Stel de onjuiste waarden bij in de
regelaar van de warmtepomp.
KAMER = Gewenste binnentemperatuur
STOOKLIJN = Moet zo worden ingesteld
dat de gewenste binnentemperatuur
(KAMER) wordt aangehouden ongeacht
de buitentemperatuur.
MAX = Hoogste instelwaarde op de
aanvoerleiding ongeacht de buitentem-
peratuur.
Als er een onjuiste bedrijfsmodus is ing-
esteld, verandert u deze in de gewenste
bedrijfsmodus.
Als de sensor defect is, vervangt u deze.
1. Krijgt de motor in beide bedrijfssituaties
spanning volgens het bedradingsschema?
MANUAAL TEST – VXV WARMWATER
0=Radiatormodus, arm van de klep af.
1=Tapwatermodus, arm naar de klep toe.
Als de motor spanning krijgt maar de arm
niet van modus verandert, vervangt u
deze.
2. Verwijder het vastgelopen inzetstuk en
reinig dit of vervang het door een nieuw
inzetstuk.
Als het elektrisch verwarmingselement
defect is, vervangt u het.
Service – 57