In het geval van een warmteoverschot worden de oms-
tandigheden omgekeerd:
KAMERFACTOR
Verhoogde
kamertem-
peratuur, °C
0
20
1
20
2
20
3
20
4
20
D B
BB
LET OP! De kamertemperatuursensor is aange-
sloten op een extra-laag veiligheidsvoltage.
1.
Plaats de sensor voor kamertemperatuur ergens in het
huis waar de kamertemperatuur relatief constant is:
Centraal in het huis
z z
z z
Op oogniveau
z z
z z
Niet in direct zonlicht
z z
z z
Niet op de tocht
z z
z z
Niet in een kamer met alternatieve verwarming
z z
z z
2.
Hang een thermometer naast de kamertemperatuur-
sensor om deze na aansluiting te kalibreren.
3.
Sluit de ruimtesensor aan volgens de elektrische
voorschriften.
4.
Nadat de kamertemperatuursensor is aangesloten,
kan deze worden gekalibreerd door beide knoppen
15 seconden lang ingedrukt te houden totdat de dis-
play begint te knipperen.
5.
Stel vervolgens de werkelijke kamertemperatuur in
die de thermometer weergeeft.
6.
Wacht 10 seconden lang totdat de display stopt met
knipperen.
Als de display "--" weergeeft voor de buitentemperatuur, is
er geen buitentemperatuur gelezen.
7.2
EVU-functie
Met de EVU-functie wordt voorkomen dat de
WARMTEPOMP en BIJVERWARM. gaan werken zolang het
contact gesloten is. Als de functie actief is, wordt de tekst
EVU STOP weergegeven in de display. Dit integraal wordt
op de normale wijze berekend.
De EVU-functie wordt geactiveerd door aansluiting vol-
z z
z z
gens de elektrische voorschriften en het aansluiten van
bijvoorbeeld een externe 1-pins timer.
7.3
Daling instelpunt ruimtetemperatuur
Met de functie voor daling van het instelpunt voor de
kamertemperatuur kunt u de binnentemperatuur regel-
matig tijdelijk verlagen.
De functie voor daling van het instelpunt voor de kamer-
z z
z z
temperatuur wordt geactiveerd met behulp van dezelfde
aansluiting als voor de EVU-functie volgens de elek-
trische voorschriften en met behulp van een 10 kOhm
weerstand en bijvoorbeeld een externe 1-pins timer.
De mate waarin het instelpunt voor de kamertempera-
z z
z z
tuur daalt, wordt ingesteld in het menu INFORMATIE ->
WARMSTOOKLIJN -> DALING.
16 – Installation
Werkelijke
Ingesteld
kamertem-
punt voor
peratuur, °C
aanvoerlei-
ding, °C
22
40
22
38
22
36
22
34
22
32
8
Controleren van de installatie
LET OP! Lees eerst de veiligheidsvoorschriften!
D B
BB
De installatie mag alleen worden uitgevoerd
wanneer het verwarmingssysteem en de boiler
zijn gevuld en ontlucht. Anders kunnen de pom-
pen beschadigd raken.
D B
BB
Bij eventuele alarmmeldingen die optreden in
verband met de installatie kunt u storingzoeken
via 15 Problemen oplossen in de servicehandlei-
ding.
8.1
Starten voordat de installatie is vol-
tooid
Raadpleeg voor verdere informatie over het regelsysteem
van de warmtepomp 12 Bedieningspaneel.
8.2
Controlelijst voor het plaatsen
Voordat u begint met de handmatige test, moet worden
gecontroleerd of de volgende punten zijn uitgevoerd:
8.2.1
De installatie van de leidingen en het verwar-
mingssysteem
De leidingaansluitingen volgens het aansluitdiagram
z z
z z
Flexibele slangen op de aanvoer- en retourleidingen
z z
z z
Leidingisolatie
z z
z z
Filter op retourleiding
z z
z z
Verwarmingssysteem ontluchten
z z
z z
Alle radiatorkranen volledig geopend
z z
z z
Expansievat verwarmingssysteem (niet inbegrepen bij
z z
z z
de levering)
Veiligheidsklep voor expansietank
z z
z z
Vulkraan, verwarmingssysteem (niet inbegrepen bij de
z z
z z
levering)
Inspectie lekkage
z z
z z
Veiligheidsklep voor koud water (9 bar) (niet inbegre-
z z
z z
pen bij levering)
Indien er een externe boiler is geïnstalleerd, controleert u
ook de:
Driewegklep (niet inbegrepen bij de levering)
z z
z z
Ontluchtingsklep (niet inbegrepen bij de levering)
z z
z z
8.2.2
Elektrische installatie
Schakelaar (niet inbegrepen bij de levering)
z z
z z
Zekeringen
z z
z z
Draairichting van de compressor
z z
z z
Plaatsing van de buitensensor
z z
z z
Instellingen van de regelaar
z z
z z
Indien er een externe boiler is geïnstalleerd, controleert u
ook de:
Driewegklep (niet inbegrepen bij de levering)
z z
z z
VMBMH210