Probleem – onregelmatige binnentemperatuur
Oorzaak
1. De in- en afstelling van de
regelaar van de warmtepomp
zijn niet aangepast aan de eisen/
wensen van de klant.
2. Onjuist gepositioneerde/
geïnstalleerde sensoren.
15.4.6
Overige
Probleem – De warmtepomp blijft maar doordraaien zonder te stoppen
Oorzaak
1. Lucht in het verwarmingssys-
teem.
2. Gebrek aan koudemiddel,
onvoldoende koudemiddel in
het systeem.
60 – Service
Problemen oplossen
Controleer de instellingen voor KAMER
en STOOKLIJN, MIN, MAX, STOOKLIJN
5, STOOKLIJN 0, STOOKLIJN –5 en
WARMTESTOP.
Controleer of de buitensensoren en even-
tuele kamersensoren zijn geïnstalleerd
volgens de instructies en of ze gekalibre-
erd zijn.
Problemen oplossen
Luister of er lucht zit in de warmtepomp
en het verwarmingssysteem.
Controleer met behulp van een mano-
meter en een thermometer of de over-
verhitting van de unit correct is voor het
specifieke koudemiddel.
VMBMH210
Actie
Stel de onjuiste waarden bij in de
regelaar van de warmtepomp.
KAMER = Gewenste binnentemperatuur
STOOKLIJN = Moet zo worden ingesteld
dat de gewenste binnentemperatuur
(KAMER) wordt aangehouden ongeacht
de buitentemperatuur.
MIN = Laagste instelwaarde op de aan-
voerleiding ongeacht de buitentem-
peratuur (mits WARMTESTOP niet van
toepassing is).
MAX = Hoogste instelwaarde op de
aanvoerleiding ongeacht de buitentem-
peratuur.
STOOKLIJN 5,0,-5 = De aanvoertempe-
ratuur kan bij deze buitentemperaturen
5°C hoger of lager worden ingesteld.
WARMTESTOP = Zet de productie van
warmte volledig stop als de buitentem-
peratuur minimaal gelijk is aan de ingest-
elde waarde. Om WARMTESTOP af te slui-
ten, moet de buitentemperatuur zakken
tot 3°C onder de ingestelde waarde.
• Controleer of de kamersensor op een
geschikte plek is geplaatst die represen-
tatief is voor het gebouw. Indien nodig
kalibreren. Vermijd plaatsing bij buiten-
deuren, ramen en warmtebronnen.
• Plaats de buitensensor volgens de
instructies en kalibreer deze indien
nodig.
Actie
Ontlucht het verwarmingssysteem vol-
gens de installatiehandleiding.
Volg de juiste procedure (afhankelijk van
het type koudemiddel) voor het toevo-
egen van de juiste hoeveelheid koude-
middel.
Als er een lek lijkt te zitten in het kou-
demiddelcircuit, voert u een lekdetectie
uit en verhelpt u het probleem. Als er
geen lekdetector voorhanden is, brengt u
zeepwater aan op de plek waar u een lek
vermoedt en kijkt u of er bellen ontstaan.
Controleer ook op olie. Deze kan namelijk
uit het koudemiddelcircuit komen.