Wanneer de kabel is aangesloten op de klemmen-
z z
z z
strook, kunt u de klemmenstrook met een schro-
evendraaier openen (zie de onderstaande afbeelding).
2
3
1
4
Afbeelding 10: kabel aansluiten op klemmenstrook.
6.3
De voeding aansluiten
BB B B
Elektrische stroom! De stroomkabel mag alleen
worden aangesloten op de klemmenstrook die
daarvoor is bedoeld. Gebruik geen andere klem-
menstrook!
1.
Sluit de stroomkabel aan op de klemmenstrook in het
regelcentrum volgens de elektrische voorschriften.
2.
Sluit stroomkabels aan tussen het regelcentrum en de
warmtepomp volgens de elektrische voorschriften.
3.
Sluit andere apparatuur aan volgens de elektrische
voorschriften.
6.4
Buitensensoren plaatsen en aansluiten
D B
BB
LET OP! De buitensensor wordt aangesloten
met een extra lage veiligheidsspanning. Volg de
afzonderlijke installatie-instructies voor de bui-
tensensor!
Aanbevolen locatie
Ongeschikte locatie
Afbeelding 11: de buitensensor plaatsen.
Plaats de buitensensor op de noord- of noordwestzijde
z z
z z
van het huis.
Om de buitentemperatuur zo nauwkeurig mogelijk te
z z
z z
meten, moet de sensor ongeveer op tweederde van
de gevel van het huis hangen (bij huizen van maxi-
maal drie verdiepingen). Bij hogere huizen moet de
sensor tussen de tweede en derde verdieping worden
geplaatst. De plek moet niet volledig tegen wind zijn
beschermd en zich niet in een directe tochtstroom
bevinden. Plaats de buitensensor niet op reflecterende
paneelwanden.
Plaats de sensor op minimaal 1 m afstand van muuro-
z z
z z
peningen waar warme lucht uit komt.
z z
De buitensensor wordt aangesloten met een twee-aderi-
ge kabel. Voor een dwarsdoorsnede van 0,75 mm
5
OK!
een maximale kabellengte van 50 m. Voor grotere lengtes
wordt een dwarsdoorsnede van 1,5 mm tot maximaal 120
m gebruikt.
Vervolgens sluit u de sensor aan op het regelcentrum van
de warmtepomp volgens de elektrische voorschriften.
7
7.1
In de sensor voor kamertemperatuur zit een tempe-
ratuursensor die nog een waarde geeft waarmee het
regelsysteem de aanvoertemperatuur kan berekenen. De
invloed van de kamersensor in de berekening kan worden
ingesteld in het menu WARMSTOOKLIJN-> KAMERFACTOR.
De standaardinstelling voor KAMERFACTOR is 2, maar dit
kan worden ingesteld van 0 (geen invloed) tot 4 (grote
invloed).
Het verschil tussen de gewenste en werkelijke binnen-
temperatuur wordt vermenigvuldigd met de ingestelde
waarde voor KAMERFACTOR. Het ingestelde punt op de
aanvoerleiding van het verwarmingssysteem wordt ver-
hoogd of verlaagd met het resultaat, afhankelijk van het
feit of er een tekort of overschot aan warmte is.
In de onderstaande tabel ziet u voorbeelden van hoe het
ingestelde punt voor de aanvoerleiding wordt beïnvloed
bij STOOKLIJN 40 met verschillende instellingen voor
KAMERFACTOR.
In het geval van een warmtetekort:
KAMERFACTOR
VMBMH210
Als de sensorkabel via een leiding wordt aangesloten,
z z
moet de leiding worden afgedicht, zodat de sensor niet
door uitgaande lucht wordt beïnvloed.
Accessoires/extra functies
installeren
Sensor voor kamertemperatuur
Verhoogde
kamertem-
peratuur, °C
0
22
1
22
2
22
3
22
4
22
geldt
2
Werkelijke
Ingesteld
kamertem-
punt voor
peratuur, °C
aanvoerlei-
ding, °C
20
40
20
42
20
44
20
46
20
48
Installation – 15