11.5.9
ONTD.CURVE
Om het ontdooien van de buitenunit te starten, maakt het regelsysteem een berekening met de temperatuur
van het ingaande koudemiddel en de buitentemperatuur.
Als richtlijn voor de berekening geldt een lineaire ontdooicurve die dusdanig kan worden ingesteld dat de
warmtepomp en buitenunit optimaal werken. De instelling van drie verschillende waarden kan worden gewi-
jzigd: ONTD.CURVE 0, ONTD.CURVE –20 en BUITEN STOP. De ontdooiprocedure start wanneer de temperatuur
van het ingaande koudemiddel de ingestelde parameterwaarde bereikt bij een buitentemperatuur die ergens
langs de ingestelde ontdooicurve ligt.
De twee parameters die voornamelijk worden veranderd zijn ONTD.CURVE 0 en ONTD.CURVE -16. De nummers
achter de ONTD.CURVE geven aan voor welke buitentemperatuur de instelling geldt, d.w.z. bij 0 °C voor ONTD.
CURVE 0 en -16 voor ONTD.CURVE -16. De waarde -16 voor ONTD.CURVE -16 is de ingestelde waarde voor
BUITEN STOP. Dit betekent dat als de waarde voor BUITEN STOP wijzigt, ook de waarden achter ONTD.CURVE
wijzigen.
Af fabriek is BUITEN STOP -16°C. Bij deze buitentemperatuur wordt de compressor gestopt en neemt de aan-
vulling het over. De waarde voor BUITEN STOP hoeft maar zelden te worden aangepast. Testen en praktijkvo-
orbeelden hebben aangetoond dat -16°C erg goed werkt als stoptemperatuur. In de onderstaande tekst en
afbeeldingen is de waarde -16°C voor BUITEN STOP gebruikt.
De display toont de waarde voor ONTD.CURVE 0 en ONTD.CURVE -16 in een grafiek in het tekstvenster.
Ingestelde waarde voor
ONTD.CURVE -16
Afbeelding 25: grafiek waarin wordt weergegeven hoe de waarde voor ONTD.CURVE 0 kan worden ingesteld.
De waarde voor BUITEN STOP die is ingesteld, houdt in dat de compressor niet langer wordt gebruikt voor ver-
warming of tapwaterproductie als de buitentemperatuur hetzelfde of lager is dan de waarde. Verwarming en
tapwaterproductie vindt vervolgens plaats met behulp van de bijverwarming.
De waarde voor ONTD.CURVE 0 is de temperatuur die het ingaande koudemiddel mag bereiken wanneer er
een ontdooiprocedure moet worden gestart bij een buitentemperatuur van 0°C.
Op dezelfde manier is de waarde voor ONTD.CURVE -16 de temperatuur die het ingaande koudemiddel heeft
wanneer er een ontdooiprocedure wordt gestart op de ingestelde buitentemperatuur voor BUITEN STOP. De
instelling voor ONTD.CURVE –20 houdt in dat de waarde BUITEN STOP (-16°C) wordt verminderd met 1 tot 5
graden. Dit bepaalt ook hoeveel de temperatuur voor het ingaande koudemiddel lager mag zijn dan -16°C in
dit geval.
Instelbare waarde voor ONTD.
CURVE -16 is 1°C tot 5°C lager
dan BUITEN STOP
Afbeelding 26: grafiek waarin wordt weergegeven hoe de waarde voor ONTD.CURVE -16 kan worden ingesteld.
Deze drie instellingen vormen samen de ontdooicurve en alle drie waarden hebben een effect op het moment
waarop het ontdooien wordt gestart, zelfs als het voornamelijk ONTD.CURVE 0 en ONTD.CURVE -16 zijn die
worden gewijzigd.
28 – Service
Temperatuur, ingaande brineleiding
-10
Temperatuur, ingaande brinelei-
ding
-10
-10
Ingestelde waarde voor
ONTD.CURVE 0
-10
Buitentemperatuur
Instelwaarde voor BUITEN STOP, -16°C
VMBMH210
Instelbaar interval voor ONTD.CURVE 0 is
een brineretour tussen -5°C en -15°C bij
een buitentemperatuur van 0°C
Buitentemperatuur