13.2.1
Submenu SERVICE -> WARMWATER
Wordt gebruikt om de instellingen voor de tapwaterproductie te wijzigen.
Menukeuze
START
WARMWATERTIJD
VERWARMINGSTIJD
DOORV. INTERVAL
DOORV. STOP
INVL. START SEN.
GEWICHT W.WATER
13.2.2
Submenu SERVICE -> WARMTEPOMP
Wordt gebruikt voor het wijzigen van de bedrijfsinstellingen van de warmtepomp.
Menukeuze
INTEGRAAL A1
HYSTERESIS
MAX RETOUR
STARTINTERVAL
DRUKLEIDING
BUITEN STOP
13.2.3
Submenu SERVICE ->BIJVERW.
Wordt gebruikt voor het wijzigen van de bedrijfsinstellingen van de warmtepomptrappen.
Menukeuze
MAX STAP
INTEGRAAL A2
Betekenis
Starttemperatuur voor tapwaterproductie. Toont de werkelijke
gewogen tapwatertemperatuur en de waarde tussen haakjes
geeft de starttemperatuur aan. (
Tijd voor tapwaterproductie tijdens gecombineerde vraag naar
tapwater en verwarming, in minuten weergegeven.
Tijd voor tapwaterproductie tijdens gecombineerde vraag naar
verwarming en tapwater, in minuten weergegeven.
Tijdsinterval tussen doorverwarming, anti-legionellafunctie, in
dagen weergegeven. Er moet een bedrijfsmodus worden gese-
lecteerd die bijverwarming toelaat.
Stoptemperatuur voor doorverwarming. Er moet een bedrijfs-
modus worden geselecteerd die bijverwarming toelaat.
De invloed van de sensor van de boiler vergeleken met die van
de pieksensor bij de start van het verwarmen van water.
De berekende waarde van de tapwatersensor gericht op de
pieksensor.
Betekenis
De integraalwaarde voor het starten van de warmtepomp. Zie
voor meer informatie de afbeelding in 11.5 Belangrijke parame-
ters.
Als het verschil tussen de werkelijke aanvoertemperatuur en de
berekende aanvoertemperatuur te groot is, wordt de integraal-
waarde op de startwaarde A1 ingesteld (de warmtepomp start)
of wordt de waarde op 0 ingesteld (de warmtepomp stopt).
Stoptemperatuur bij hoge retour van verwarmingssysteem.
Minimale tijdsinterval tussen twee starts van de warmtepomp, in
minuten weergegeven.
Sensor op de drukleiding van de compressor. Waarde binnen
haakjes geeft toegestane maximumtemperatuur aan. Als deze
waarde wordt overschreden, stopt de compressor en start deze
opnieuw zodra de temperatuur is gezakt. Er wordt geen alarm
op de display weergegeven, maar een vierkant in de linker-
onderhoek van de display.
Verschijnt alleen als LUCHT is gekozen. Laagste buitentempera-
tuur waarbij de buitensensor de compressor stopt en in plaats
daarvan warmte of tapwater produceert met behulp van de
bijverwarming. Er moet een bedrijfsmodus worden geselecteerd
die bijverwarming toelaat.
Betekenis
Maximale aantal toegestane stappen voor bijverwarming.
= geen bijverwarming toegestaan (Betekent dat alleen bedri-
jfsmodi AUTO, WARMTEPOMP of
dat de anti-legionellafunctie niet mogelijk is.)
Er moet aan twee voorwaarden worden voldaan om de bijver-
warming te kunnen starten: de integraalwaarde om te starten
moet minder dan integraal A1 + A2 zijn en de aanvoertempera-
tuur moet 2° lager zijn dan de berekende temperatuur. Zie voor
meer informatie 11.5 Belangrijke parameters.
VMBMH210
= geen sensoralarm)
kunnen worden gekozen en
Fabrieksinstelling
(interval:
, 30°C/55°C)
40M (tot maximaal 8kW)
20M (10kW en meer)
(interval: 5M / 40M)
20M
(interval: 5M / 40M)
7D
(interval:
, 1D/90D)
60°C
(interval: 50°C / 65°C)
65%
(interval: 0% / 100%)
-
Fabrieksinstelling
60
(interval: 5 / 250)
12°C
(interval: 1°C / 15°C)
55°C
(interval: 30°C / 70°C)
20M
(interval: 10M / 30M)
125°C
(interval: 100°C / 160°C)
-16°C
(interval: -16°C / -1°C)
Fabrieksinstelling
(interval:
, 1)
600 (interval: 50 / 990)
Service – 37