Menukeuze
KALIBR. SENSOR
VERSIE
LOGTIJD
DOORV. TIJD
13.2.6
Submenu SERVICE -> ONTDOOIPERIODE
Wordt gebruikt om de instellingen voor warmtepomp ontdooien te wijzigen.
Menukeuze
ONTD.CURVE 0
ONTD.CURVE -XX
STOP ONTD.
ONDER 5°C ONTD.
MIN TIJD ONTD.
MIN. AANTMP. RAD
40 – Service
Betekenis
De installatie bevat de volgende sensoren:
BUITEN
AANV.LEIDING
RETOURLEIDING
WARMWATER
KOUDEM.1
KOUDEM.2
KOUDEM.3
EXTERNE FACTOR (deze parameters beïnvloeden alle sensoren
behalve de buitensensor. De parameter compenseert de externe
invloed op de sensor die op de warmtepomp is gemonteerd.
Geeft de softwareversie weer die is opgeslagen op de displayka-
art of de I/O-kaart.
DISPLAY: V n.n
I/O-KAART: V n.n
Tijdsinterval tussen verzamelpunten van temperatuurhistorie, in
minuten weergegeven. In de historiegrafieken worden altijd de
60 laatste verzamelpunten getoond, wat inhoudt dat in de grafi-
eken de historie kan worden weergeven van 1 uur tot maximaal
60 uur geleden.
(Deze functie is niet actief bij een actief alarm.)
= Deactiveert tijdperiode voor doorverwarming.
AAN = Activeert tijdperiode voor doorverwarming.
Betekenis
De temperatuur van het ingaande koudemiddel van de warm-
tepomp waarbij de ontdooiprocedure dient te starten, bij een
buitentemperatuur van 0°C, wordt hier ingesteld met + of -.
De grafiek kan omhoog of omlaag worden gewijzigd bij een bui-
tentemperatuur van 0°C in de display. Zie voor meer informatie
11.5 Belangrijke parameters.
De temperatuur van het ingaande koudemiddel van de warm-
tepomp waarbij de ontdooiprocedure dient te starten, bij een
ingestelde buitentemperatuur voor BUITEN STOP, wordt hier
ingesteld met + of -.
De instelling wordt doorgevoerd door de waarde voor BUITEN
STOP met deze waarde te verminderen.
Het aantal graden dat na ONTD.CURVE wordt weergegeven in
de display is de ingestelde waarde voor BUITEN STOP. De gecom-
bineerde temperatuur wordt weergegeven in de rechterboven-
hoek van de display.
De grafiek kan omhoog of omlaag worden gewijzigd bij de bui-
tentemperatuur BUITEN STOP in de display. Zie voor meer infor-
matie 11.5 Belangrijke parameters.
De temperatuur die moet worden bereikt voor het ingaande
koudemiddel om het ontdooien af te ronden.
Ontdooien voor de veiligheid gebeurt als de buitentemperatuur
gedurende een ingesteld aantal dagen onder 5° is geweest.
De minimumtijd tussen twee periodes van dooi in minuten.
Minimale toegestane aanvoertemperatuur tijdens ontdooien
waarbij de elektrische bijverwarming inschakelt.
VMBMH210
Fabrieksinstelling
-
1M (interval: 1M / 60M)
Fabrieksinstelling
-10°C
(interval: -16°C / 0°C)
BUITEN STOP verminderd
met 4°C
(interval: -5°C / -1°C)
30°C (interval: 7°C / 60°C)
7D
(interval:
, 1D/14D)
45M
(interval: 10M / 60M)
20°C (interval: 16°C /
30°C)