2. Selecteer Point Projection in <Point Projection>.
3. Voer de coördinaten van het punt in.
• Druk op [MEAS] om het te projecteren punt te observeren.
• Het schuinstandscherm wordt weergegeven wanneer het
instrument niet waterpas staat.
Zet het instrument goed waterpas.
"7.2 Waterpas zetten"
• Druk op [REC] om de gegevens vast te leggen als een
bekend punt.
Vastleggingsmethode: "30.1 Bekende puntgegevens
registreren/verwijderen"
4. Druk op [OK] op het scherm van stap 3.
De volgende items worden berekend en weergegeven.
• Lengte: de afstand langs de baseline vanaf het eerste
punt naar het geprojecteerde punt (X-richting).
• Offset: de afstand van het geprojecteerde punt naar de
positie waarop een verlengde lijn vanuit het te projecteren
punt kruist met de baseline in rechte hoeken. (Y-richting)
• d.Elev: hoogte tussen de baseline en het geprojecteerde
punt.
• Druk op [XYZ] om over te schakelen naar het scherm
waarop de coördinaatwaarden worden weergegeven.
• Druk op [OFFSET] om over te schakelen op het scherm
waarop de afstandswaarden worden weergegeven.
• Druk op [REC]: let de coördinaatwaarde als een bekend
punt vast.
Vastleggingsmethode: "30.1 Bekende puntgegevens
registreren/verwijderen"
• Druk op [S-O] om naar de uitzetmeting van het
geprojecteerde punt te gaan.
"15. UITZETMETINGEN"
5. Druk op [ESC]. Ga verder met meten (herhaal de stappen
vanaf stap 3).
Point projection
Stn. Orien.
Define baseline
Point projection
P o i n t p r o j e c t i o n
N p :
E p :
Z p :
LOAD
P o i n t p r o j e c t i o n
L e n g t h
O f f s e t
d . E l e v
REC
80
18. PUNTPROJECTIE
1 0 3 . 5 1 4
C
1 0 1 . 4 2 3
1 2 . 1 5 2
REC
MEAS
OK
1 0 . 8 7 9 m
9 . 3 4 0 m
0 . 3 2 1 m
XYZ
S-O