25.ROUTE SURVEYING (OPMETEN VAN EEN ROUTE)
In deze modus heeft u diverse opties om een route op te meten die veel worden gebruikt in weg- en waterbouw.
Elk menu geeft de operator de mogelijkheid een serie opeenvolgende bewerkingen uit te voeren in de
configuratie, berekeningen, het vastleggen van gegevens en het uitzetten.
• Desgewenst kan de richting van het instrumentstation en het achterwaartse meetpunt worden ingesteld.
Zie"13.1 Stationsgegevens voor het instrument en de azimuthoek invoeren" voor de instellingen van het
achterwaartse meetpunt.
• U kunt de EDM-instellingen invoeren in het menu voor het opmeten van een route.
"33.2 Observatieomstandigheden - Dist"
• De puntnamen en codes die waren ingesteld toen de meetresultaten werden vastgelegd, kunnen alleen in
het menu Route Surveying worden gebruikt.
• De coördinaatwaarde van de Z-as in alle werkzaamheden bij het opmeten van de route is altijd null (null is
niet hetzelfde als 0).
Gebruikte symbolen en begrippen bij het opmeten van een route
BP
BP-punt: oorsprong van de route
KA-punt: oorsprong clothoïde bocht
BC-punt: oorsprong cirkelbocht
IP-punt:
kruispunt
Offset:
referentiepunt follow-upafstand
25.1 Instellingen instrumentstation
Indien nodig, wordt het instrumentstation vastgelegd dat moet worden gebruikt als referentiepunt voordat
begonnen wordt met opmeten.
Zie voor de instellingen van het instrumentstation"13.1 Stationsgegevens voor het instrument en de
azimuthoek invoeren"
KE2
KE1
KA2
KA1
BC
Curve 1
EP-punt:
KE-punt:
EC-punt:
SP-punt:
Follow-up-afstand: doelpunt follow-upafstand
118
EP
Curve 2
SP
EC
IP
eindpunt van de route
clothoïde-eindpunt
eindepunt cirkelbocht
middelpunt cirkel bocht