2. Stel de volgende items in.
(1) Incr:
de toe- of afname van de lijnlengte en offset
wanneer de schermtoetspijlen worden gebruikt.
(2) Line:
de afstand langs de baseline vanaf het eerste
punt naar de positie waar een verlengde lijn
vanuit het vereiste punt kruist met de baseline
in rechte hoeken (X-richting)
(3) Offset: de afstand vanuit het vereiste punt naar de
positie waar een verlengde lijn vanaf het
gewenste punt kruist met de baseline in rechte
hoeken (Y-richting)
• []/[]:
Drukken om de waarde te laten stijgen/afnemen
met de hoeveelheid die in Incr is ingesteld.
3. Druk op [OK] op het scherm van stap 2. De
coördinaatwaarde van het vereiste punt wordt berekend
en weergegeven.
• [REC]: legt de coördinaat als een bekend punt vast.
Vastleggingsmethode: "30.1 Bekende puntgegevens
registreren/verwijderen"
• Druk op [S-O] om naar de uitzetmeting van het vereiste
punt te gaan.
"15. UITZETMETINGEN"
4. Druk op [ESC]. Ga verder met meten (herhaal de stappen
vanaf stap 2).
PROCEDURE Offset van de baseline
De offset van de baseline kan in drie dimensies gebeuren met behulp van vier methoden: lengte-offset, laterale
offset, hoogte-offset en de offset van de draaihoek.
Lengte-offset
1. Selecteer Point in <Set-out line>
Laterale offset
N
N
E
Hoogte-
offset
N
E
69
S e t - o u t l i n e
I n c r
L i n e
O f f s e t
OFFSET
S e t - o u t l i n e
N
111. 796
E
94. 675
Z
12. 024
REC
Offset
30
draaihoek
E
S e t - o u t l i n e
P o i n t
L i n e
16. EEN LIJN UITZETTEN
1 . 0 0 0 m
0 . 0 0 0
m
0 . 0 0 0 m
OK
S-O