35.7 Laserstraal
Controles en bijstellingen worden uitgevoerd met behulp van een afsteldoel. Maak een grotere of kleinere kopie
van het onderstaande figuur.
*1:
Afhankelijk van het land of het gebied waar het instrument wordt gekocht, is de laserstraal verkrijgbaar
als fabrieksoptie.
PROCEDURE Controleren
1. Zet het instrument waterpas en verzend de laserstraal
van het schietlood.
"7.2 Waterpas zetten"
2. Draai het bovenste gedeelte horizontaal en plaats een doel
zo dat deze is uitgelijnd met het midden van de cirkel die
door de draaiende laserstraal van het schietlood wordt
gecreëerd.
• Laserstraal blijft midden op het middelpunt van het doel -
Geen bijstelling nodig.
• Laserstraal loopt uit midden op het middelpunt van het doel -
Bijstelling nodig.
• Laserstraal tekent een cirkel buiten de doelcirkel -
Neem contact op met een lokale dealer.
PROCEDURE Afstellen
1. Draai de afstelkap van het laserschietlood linksom
en haal hem eraf.
2. Zend de laserstraal van het schietlood.
3. Noteer de huidige positie (x) van de laserstraal.
4. Draai het bovenste gedeelte van het instrument horizontaal
180° en noteer de nieuwe positie (y) van de laserstraal.
Bijstelling brengt de laserstraal naar een punt in het midden
van een getrokken lijn tussen deze twee posities.
5. Controleer de positie van de gewenste definitieve positie.
Plaats een doel zo dat het midden is uitgelijnd met de
gewenste definitieve positie.
De resterende afwijking wordt bijgesteld met behulp van
de 4 schroeven voor fijnafstelling.
• Let er goed op dat alle schroeven voor de fijnafstelling
evenveel worden aangedraaid zodat geen van de
schroeven te strak is aangedraaid.
• Draai de schroeven rechtsom om ze vast te draaien.
*1
35. CONTROLES EN BIJSTELLINGEN
x
Schroeven fijnafstelling
205
5 mm
Gewenste definitieve positie
y
Doel