5 Bediening
Resultaat
5.7 ECG-monitoring uitvoeren
Voorwaarde
92
NL
MEDUCORE Standard
5. Indien nodig: de volgende SpO
gebruikersmenu aanbrengen
pagina
118):
•
Aanvoersnelheid van het plethysmogram aanpassen
•
Aan de weergave van het polssignaal prioriteit geven boven
de weergave van het hartfrequentiesignaal, zodat de
toonhoogte afhankelijk van de zuurstofsaturatie wordt
weergegeven, ook al zijn ECG-kabels of elektrodeplakkers
aangesloten op de patiënt.
6. Indien nodig: alarmgrenzen in het gebruikersmenu instellen
(zie "7.3.1 Alarminstellingen", pagina
of
Auto-alarmgrenzen in het gebruiksmenu instellen
Gebruiksmenu", pagina
7. Indien nodig: polssignaal deactiveren met de functietoets
hartfrequentiesignaal/polssignaal.
8. Bij artefacten in de SpO
(balk in het parameterveld SpO
extremiteit van de patiënt herpositioneren.
Er wordt een pulsoxymetrie-monitoring uitgevoerd.
•
Het apparaat is ingeschakeld
pagina
78).
•
Er is een patiëntgroep geselecteerd
kiezen", pagina
•
Een ECG-kabel en de ECG-elektroden zijn aangesloten
"4.6 ECG-kabel en ECG-elektroden aansluiten", pagina
1. Indien nodig: andere patiëntgroep kiezen
Patiëntgroep kiezen", pagina
2. Indien nodig: met functietoets Monitor de monitormodus
kiezen.
2
-instellingen in het
2
(zie "7.3.3 SpO
109).
-curve of onvoldoende signaalkwaliteit
2
): pulsoxymetriesensor aan de
2
(zie "5.1 Apparaat inschakelen",
80).
80).
-instellingen",
2
114).
(zie "6
(zie "5.4 Patiëntgroep
(zie "5.4
(zie
66).