4-2 Verkorte positie van de ECG-elektroden
8. Wanneer de ECG-elektroden gelijktijdig met de defibrillatie-
elektroden worden gebruikt: ECG-elektroden en defibrillatie-
elektroden niet laten overlappen.
9. Indien nodig: luchtinsluitingen onder de ECG-elektroden eruit
strijken.
10. Klemmen van de ECG-kabel verbinden met de afzonderlijke
ECG-elektroden.
11. Apparaat inschakelen
78).
12. Patiëntgroep in het startmenu kiezen.
13. Controleren of de op het apparaat weergegeven ECG-curven
voor de ECG-meting aannemelijk zijn.
Resultaat
De ECG-kabel en de ECG-elektroden zijn aangesloten.
R/RA
N/RL
(zie "5.1 Apparaat inschakelen", pagina
MEDUCORE Standard
4 Voorbereiding
L/LA
F/LL
2
NL
69