Onderhoud
•
Motor starten, de
motoroliedruk-controlelamp moet
onmiddellijk na het aanspringen van
de motor uitgaan; zo niet, motor
onmiddellijk uitschakelen en ge-
schoold personeel op de hoogte
stellen.
•
Motor ca. 2 min laten draaien en vervolgens
uitschakelen. Na een wachttijd van 5 min olie-
peil controleren.
•
Oliepeilstok (8-12/1) eruit trekken en met een
schone doek afvegen.
•
Oliepeilstok weer helemaal terugplaatsen en opnieuw eruit trekken. Het oliepeil moet zich in het
bereik "A" bevinden. Bij een te laag oliepeil motorolie bijvullen. De oliehoeveelheid tussen de
onder- en bovenkant van het bereik "A" bedraagt 1,9 l.
Het bedrijf met een te laag of te hoog oliepeil kan tot motorschade leiden.
•
Bij het verversen van de olie moet de motorolie tot het "MAX"-merkstreepje worden gevuld.
8.5.7
Luchtfilter controleren, schoon-
maken
Indien de graafmachine in een bij-
zonder stoffige omgeving wordt ge-
bruikt, moet het luchtfilter overeen-
komstig vaker worden gecontro-
leerd.
•
Motorkap openen, zie paragraaf 6.20.
•
Klemmen (8-13/2) openen en deksel (8-13/1)
verwijderen.
RG248-8144-1 - STAND 01.06.2004
Afb. 8-12
Afb. 8-13
GEBRUIKSAANWIJZING
1
1
2
8 - 9