Stillegging en opslag
10
STILLEGGING EN OPSLAG
Indien de graafmachine om bedrijfsredenen tot zes maanden wordt stilgelegd, moeten de maatrege-
len vóór, gedurende en na de stillegging, zoals hiernavolgend beschreven, worden uitgevoerd. Voor
een stillegging langer dan zes maanden moeten de extra maatregelen met de fabrikant worden afge-
stemd.
10.1 Veiligheidsbepalingen
Alle veiligheidsbepalingen van hoofdstuk 2 en de paragrafen 6.1 en 8.1 moeten worden opgevolgd.
Gedurende het buiten bedrijf stellen moet de graafmachine tegen onbevoegd gebruik worden bevei-
ligd.
10.2 Opslagomstandigheden
De opslagplaats moet voor wat betreft het draagvermogen het gewicht van de graafmachine kunnen
dragen.
De opslagplaats moet vorstvrij, droog en goed geventileerd zijn.
10.3 Maatregelen vóór de stillegging
•
Graafmachine grondig schoon- resp. droogmaken, zie paragraaf 8.4.
•
Peil van de hydraulische olie controleren, zo nodig bijvullen, zie paragraaf 8.5.12.
Motorolie met het vervangen van het oliefilter verversen, zie paragraaf 8.5.6.
•
•
Graafmachine naar de opslagplaats rijden.
•
Accu verwijderen, zie paragraaf 8.5.14 en in een droge en vorstvrije ruimte opslaan. Zo nodig
moet een toestel voor het behoud van de lading worden aangesloten.
Voorbouwapparatuur smeren, zie paragraaf 6.3.1.
•
Draaikranslager smeren, zie paragraaf 8.5.16.
•
•
Draaikrans smeren, zie paragraaf 8.5.15.
•
Antivriesgehalte van de koelvloeistof controleren, zo nodig aanvullen, zie paragraaf 8.5.1.
•
Zuigerstangen van de hydraulische cilinders met smeervet insmeren.
RG248-8144-1 - STAND 01.06.2004
GEBRUIKSAANWIJZING
10 - 1