Gebruik
Rijden
•
Beide rijhendels gelijkmatig naar voren druk-
ken; de graafmachine rijdt recht vooruit. In-
dien de rijhendels worden losgelaten, stopt
de graafmachine onmiddellijk.
Indien beide bedieningshendels gelijkmatig
worden teruggetrokken, rijdt de graafmachine
recht achteruit.
(A) Vooruit
(B) Achteruit
(C) Rechtuit
Indien het dozerblad zich niet, zoals op afb. 6-20 weergegeven, aan de voorzijde maar
aan de achterzijde bevindt, is de functie van de rijhendels precies omgekeerd. Rijhendels
naar voren --> de graafmachine rijdt achteruit.
•
Om sneller te rijden, drukknop snelrijstand (6-
21/1) bedienen.
Er klinkt een waarschuwingstoon en de con-
trolelamp (
) (6-21/2) brandt. Door druk-
knop snelrijstand opnieuw te bedienen, wordt
weer op de normale snelheid teruggescha-
keld.
Tijdens het rijden op modderige of
niet vlakke ondergronden is het rij-
den in de snelstand verboden; te-
vens, indien gelijktijdig een ander
bedieningselement (bijv. boven-
wagen draaien) wordt bediend.
RG248-8144-1 - STAND 01.06.2004
Afb. 6-20
Afb. 6-21
GEBRUIKSAANWIJZING
1
2
6 - 15