•
Nooit onder de graafmachine kruipen, voordat de motor niet is uitgeschakeld, de contactsleutel is
verwijderd en de graafmachine tegen het wegrollen is geborgd.
•
Nooit onder de graafmachine kruipen, indien deze alleen met de bak of het dozerblad is geheven.
Altijd geschikte ondersteuningsmaterialen gebruiken.
Begeleiden van de gebruiker
•
Indien het zicht van de gebruiker over het werk- en rijgebied is versperd, moet de gebruiker door
een begeleider worden ondersteund.
•
De begeleider moet voor deze soort van werkzaamheden geschikt zijn.
•
De begeleider en de gebruiker moeten voor het werkbegin de noodzakelijke signalen afspreken.
•
De standplaats van de begeleider moet voor de gebruiker goed herkenbaar zijn en zich in het
gezichtsveld van de gebruiker bevinden.
•
De gebruiker moet de graafmachine onmiddellijk stoppen, indien het oogcontact met de begelei-
der verloren gaat. --> Er geldt altijd, dat slechts één zich mag bewegen; de graafmachine of
de begeleider!
6.1.1 Gedrag bij werkzaamheden in de buurt van elektrische bovenleidingen
Gedurende werkzaamheden met de graafmachine in de buurt van elektrische bovenleidingen en
rijdraden (bijv. tramdraden) moet tussen de graafmachine met zijn aanbouwdelen en de leiding een
minimale afstand volgens de volgende tabel worden aangehouden.
Nominale spanning [V]
tot 1000 V
boven 1 kV
tot 110 kV
boven 110 kV
tot 220 kV
boven 220 kV
tot 380 kV
of bij onbekende
nominale spanning
Indien de veiligheidsafstanden niet kunnen worden aangehouden, moeten de bovenleidingen na overleg
met de eigenaren of exploitanten ervan spanningsloos worden geschakeld en tegen opnieuw inscha-
kelen worden beveiligd.
Bij benadering van bovenleidingen moet met alle mogelijke werkbewegingen van de graafmachine
rekening worden gehouden.
6 - 2
Veiligheidsafstand [m]
1,0 m
3,0 m
4,0 m
5,0 m
GEBRUIKSAANWIJZING
Gebruik
RG248-8144-1 - STAND 01.06.2004