Gebruik
Controleren, of de koelluchtinlaat in de rechter zijommanteling alsmede de radiateur en de oliekoeler
zeer vuil zijn, zo nodig radiateur/oliekoeler schoonmaken, zie paragraaf 8.5.2.
Hetzelfde geldt, als de centrale waarschuwingslamp rood knippert en in het display de waarschu-
wingsmelding voor de oliedruk
wordt weergegeven.
Op de brandstofvoorraadmeter letten. Zodra de balk tot bij E daalt, moet de graafmachine worden
afgetankt, zie paragraaf 6.16. Hetzelfde geldt, als de centrale waarschuwingslamp (resterende brand-
stofvoorraad 5,1 l) geel knippert en in het display de waarschuwingsmelding voor brandstofvoorraad
wordt weergegeven.
Motor onmiddellijk uitschakelen, indien bovendien:
•
het motortoerental plotseling sterk stijgt of daalt,
•
abnormale motorgeluiden worden waargenomen,
•
de graaftechnische voorzieningen niet zoals verwacht op de bedieningshendels reageren of
•
de uitlaatgassen zwart of wit zijn. In de koude toestand van de motor is voor korte tijd witte rook
normaal.
6.3.5 Rijden met de graafmachine
•
Veiligheidsbepalingen volgens paragraaf 2 en
6.1 opvolgen.
•
Werkzaamheden vóór het dagelijks in bedrijf
stellen uitvoeren, zie paragraaf 6.3.1.
•
Motor starten, zie paragraaf 6.3.3.
•
Meters en controlelampen controleren, zie
paragraaf 6.3.4.
Waarborgen, dat de boom en het
dozerblad zich, zoals op afb. 6-16
weergegeven, in rijrichting bevin-
den.
RG248-8144-1 - STAND 01.06.2004
rijrichting
Afb. 6-16
GEBRUIKSAANWIJZING
6 - 13