KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX
Raadpleeg de brochure "Comfort & veiligheid voor uw kinderen", die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor
uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto.
X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje.
IUF
= stoel waarin een voorwaarts gericht universeel kinderzitje met ISOFIX-bevestigingen kan worden geplaatst; controleer of dit correct kan
worden gemonteerd.
IL = stoel waarin een semi-universeel of voertuigspecifiek kinderzitje met ISOFIX-bevestigingen kan worden geplaatst; controleer of dit correct
kan worden gemonteerd.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(2) Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. ➥ 3.23. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
– F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: voorwaarts gerichte zitjes van groep 1 (9 tot 18 kg);
– R3 [C]: achterwaarts gerichte zitjes van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
– R1 [E], R2 [D]: achterwaarts gerichte zitjes of kuipzitjes van groep 0 of 0+ (minder dan 13 kg);
– L1 [F], L2 [G]: reiswiegjes van groep 0 (minder dan 10 kg);
– B2, B3: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 - 25 kg en 22 - 36 kg).
(4) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: monteer nooit een kinderzitje met een vloersteun op de middelste ach-
terstoel.
-systeem (4/4)
1.51