SLEPEN: pech
(2/2)
1
Gebruik uitsluitend de sleeppunten
voor 1 en achter 4 (en nooit de aandrijfas-
sen of enig ander deel van de auto).
Deze sleeppunten mogen alleen voor slepen
worden gebruikt. Ze mogen nooit worden
gebruikt om de auto direct of indirect op te
tillen.
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
5.38
2
3
Toegang tot de sleeppunten
Maak het kapje 3 of 5 los door een plat ge-
reedschap onder het kapje te steken.
Schroef het sleepoog 2 zo ver mogelijk
vast: eerst met de hand en daarna met de
wielsleutel.
Gebruik alleen het sleepoog 2 en de wiel-
moersleutel in de bagageruimte ➥ 5.9.
– Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
– De auto die gesleept wordt, moet te
2
4
allen tijde bestuurbaar zijn.
– Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
– U mag in geen geval sneller rijden
dan 25 km/u.
5
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen.