VERWISSELEN VAN EEN WIEL
Draai de wielbouten geheel los en neem het
wiel van de naaf.
Plaats het reservewiel op de naaf en draai
het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten
samenvallen.
Controleer of het wiel goed tegen de naaf
is gedrukt.
Laat de krik zakken.
Als het wiel op de grond rust, zet u de bouten
goed vast, en moet u het vastzetten en de
bandenspanning van het reservewiel zo snel
mogelijk laten controleren.
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, kijkt u
naar de tekening aan de binnenkant van
de wieldop om te zien waar u de bouten
moet aanbrengen (risico dat de wieldop
niet gemonteerd kan worden).
5.12
(2/2)
Auto uitgerust met een controlesysteem
voor bandenspanning.
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. ➥ 2.18.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Zorg dat het gereed-
schap na gebruik in de houders ervan
wordt teruggeplaatst: risico op letsel.
Als er bouten zijn geleverd bij het reser-
vewiel, moet u deze gebruiken, en mag
u deze alleen voor het reservewiel ge-
bruiken; raadpleeg de sticker op het re-
servewiel.
Gebruik de krik alleen voor het verwis-
selen van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
Als u merkt dat een band lek
is moet u direct stoppen en
het reservewiel monteren. Een
lekke band moet zo snel moge-
lijk worden gerepareerd en vóór terug-
plaatsing door een deskundige worden
onderzocht.