Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door y op de
gewenste snelheid te draaien.
Luchtverdeling
x : naar de hoofdruimte
L : naar de hoofd- en voetenruimte
y : naar de voetenruimte
J : naar de voetenruimte, de voor‐
ruit en de voorste zijruiten
w : naar de voorruit en de voorste
zijramen
Luchtrecirculatiesysteem
Draai de knop naar P om de luchtre‐
circulatiemodus in te schakelen.
Druk op O om de recirculatiemodus
uit te schakelen.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt,
moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Ontwasemen en ontdooien
● Draaiknop voor temperatuur in
hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid y op hoogste
stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Schakel de achterruitverwarming
è op de middenconsole in.
● Zijdelingse luchtroosters openen
naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van
de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit è 3 16.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● koeling n
● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● luchtrecirculatie
77