9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Remsysteem 3 103.
Slijtage van remblokken
f brandt geel.
De remblokken voor zijn versleten.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Handrem
h brandt rood.
Controlelamp h blijft branden
wanneer de handrem wordt aange‐
trokken en dooft wanneer de hand‐
rem wordt losgezet 3 104.
Antiblokkeersysteem (ABS)
i brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van i klaar voor gebruik.
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt onderweg wanneer er een
storing in het ABS is. Het remsysteem
blijft werken maar zonder ABS-rege‐
ling.
Antiblokkeersysteem 3 103.
Schakelen
l brandt op het Driver Information
Centre.
Omwille van het brandstofverbruik
adviseren we om tijdig te schakelen.
Luchtvering
S brandt rood.
Er is een storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Luchtvering 3 94.
Stuurbekrachtiging
g brandt rood.
Er is een storing in de stuurbekrach‐
tiging. Rij voorzichtig met een gema‐
tigde snelheid en roep de hulp van
een werkplaats in.
Lane Departure Warning
d of Q knippert geel.
Het systeem heeft onbedoeld wisse‐
len van rijstrook links of rechts waar‐
genomen.
Draai het stuurwiel in de tegenover‐
gestelde richting om terug naar het
juiste traject te gaan.
Als e geel oplicht, is het Lane Depar‐
ture Warning-systeem defect. Reinig
de voorruit. Raadpleeg een werk‐
plaats als het probleem aanhoudt.
Elektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem
J brandt of knippert geel.
Brandt
Er is een storing gedetecteerd.
Ook verschijnt er mogelijk een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
Roep bij een systeemstoring de hulp
van een werkplaats in.
57