Er wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv.
geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden
● in extreem druk verkeer,
wanneer rijdende voertuigen
kunnen worden verward met een
stilstaand obstakel
● bij voertuigen die in tegenge‐
stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig,
bijv. een vrachtwagen, bus, in of
wordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie,
maar is tevens zichtbaar in het
gebied voor de auto
● wanneer u op te hoge snelheid
inhaalt
Deactivering
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld in de Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 66.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact opge‐
slagen.
Bij slecht weer zoals bijvoorbeeld
zware regenval, neemt het systeem
mogelijk onjuist waar.
Storing
Bij een storing branden de leds in de
buitenspiegels ononderbroken of zijn
ze gedoofd. Ook verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center en klinkt er mogelijk een
geluidssignaal.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
Rijden en bediening
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐
kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Het systeem gebruikt:
125