Lichtschakelaar in de stand 2: bij het
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker is aangesloten op het contact,
bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten worden ingeschakeld:
1. Schakel de ontsteking uit.
2. Draai eerst het stelwiel van de
richtingaanwijzerhendel in de
stand: §
3. Draai vervolgens het stelwiel in de
stand: 9
Het controlelampje F brandt
continu in de middenconsole.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.
Verlichting
Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de parkeerverlichting aan
staat, kunt u de lichtsterkte van de
volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐
ningselementen
Druk op de knop MODE en selecteer
de vereiste instellingen.
Driver Information Center 3 61.
73