Let bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem op de volgende
gebruiksaanwijzingen en montage‐
voorschriften en houd u bovendien
aan de instructies die bij het kinder‐
veiligheidssysteem werden geleverd.
De beperkingen in de tabel hebben
betrekking op een testopstelling, de
maximale omvang van alle
bestaande kinderveiligheidssyste‐
men. Zorg dat de stoelen de gebruikte
kinderveiligheidssystemen niet in de
weg zitten.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Rijd alleen met een correct afgestelde
bestuurdersstoel 3 18.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-steunen
● Bevestigingsriem aan de boven‐
kant
Driepuntsgordel
Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet. Na het bevestigen van het
kinderzitje moet de veiligheidsgordel
worden omgedaan.
ISOFIX-steunen
Bevestig de voor de auto goedge‐
keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys‐
temen aan de ISOFIX beugels.
ISOFIX kinderveiligheidssystemen
voor specifieke auto's worden in de
tabel 3 34 aangeduid.
ISOFIX-beugels zijn aangeduid met
een etiket op de rugleuning.
Stoelen, veiligheidssystemen
Bij het bevestigen van ISOFIX-kinder‐
veiligheidssystemen op verstelbare
passagiersstoelen, zoals de passa‐
giersstoel voorin, moet u eerst de
rugleuning zo ver als nodig naar
achteren verstellen om bij de ISOFIX-
steunen te kunnen komen. Verstel na
goed bevestigen van het ISOFIX-
kinderveiligheidssysteem de rugleu‐
ning weer naar voren.
Een i-Size kinderveiligheidssysteem
is een universeel ISOFIX kindervei‐
ligheidssysteem volgens UN-bepa‐
ling nr. 129.
Alle i-Size kinderveiligheidssystemen
kunnen worden op alle stoelen
worden geplaatst die geschikt zijn
voor i-Size, tabel 3 34.
Er moet een bevestigingsriem aan de
bovenkant of een steunpoot ter
aanvulling op de ISOFIX-beugels
worden gebruikt.
31