www.duma-rent.com
Bediening
3.2 Verklaring van de onderdelen
1. Controlelamp parkeerrem
Lamp (1) gaat branden als de parkeerrem is aangetrokken.
Als de schakelaar parkeerrem ON (aan) is, bestaat er nog
steeds gevaar dat de machine kan gaan bewegen.
GK032107
2. Controlelamp reversefunctie koelventilator
Lamp (2) gaat branden als de richting van de ventilator is omge-
keerd.
Als de schakelaar reversefunctie koelventilator wordt aangezet
en de ventilator omgekeerd draait, gaat de controlelamp rever-
sefunctie koelventilator branden.
Tegelijkertijd verschijnt COOLING FAN REVERSE (koelventila-
tor achteruit) op de alfanumerieke display.
GK043111
Voor details, zie „Schakelaar reversefunctie koelventilator
(3-54)".
ATTENTIE
Als de motor draait, draait de ventilator niet in tegengestelde
richting, zelfs als de schakelaar reversefunctie koelventilator
wordt ingedrukt.
In dit geval zijn de schakelaar en de werkelijke rotatierichting
verschillend waardoor de controlelamp reversefunctie koelventi-
lator knippert.
Zet de schakelaar weer in de uitgangspositie of stop de motor
en bedien op de schaklaar.
3. Controlelamp noodbesturing
(groen)
Deze lamp (3) gaat branden tijdens rijden als de stuurdruk daalt
en de pomp van noodsturing wordt geactiveerd.
Als de machine stopt terwijl de machine sneller dan 2 km/u rijdt
of er zich onregelmatigheden in het oliedrukcircuit van de bestu-
ring voordoen, wordt de noodbesturing automatisch ingescha-
keld en gaat de lamp branden.
GK032096
Als de lamp gaat branden moet de machine onmiddellijk naar
een veilige plaats worden gebracht, de motor stilgezet en de
toestand gecontroleerd.
Bovendien knippert de lamp als de noodbesturing meer dan een
minuut lang is ingeschakeld.
Tegelijkertijd verschijnt E02 EMR S/T OVERRUN (noodbest.
overb.) op de alfanumerieke display; de machine onmiddellijk
naar een veilige plaats brengen, de motor stilzetten en de toe-
stand controleren.
3-27
WA380-6H – VLAM440100