3.3 Bediening
Noodsturing
(optie)
OPGELET
Activeer de noodsturing alleen bij noodgevallen of tijdens
!
controleren van de functie ervan.
De noodbesturing kan hooguit 60 seconden worden
!
gebruikt.Gebruik langer dan 60 seconden kan het systeem
beschadigen.
Bij gebruik van de noodsturing niet sneller rijden dan 5 km/u.
!
Druk op schakelaar noodbesturing (1) bij noodgevallen of bij het
uitschakelen van de motor voor een werkingscontrole.
Controlelamp noodbesturing (groen) (2) gaan branden en de
stuurinrichting kan worden bediend.
Met de noodsturing kan de machine onder de volgende omstan-
digheden worden bestuurd.
Zet de startschakelaar in stand ON (aan).
!
De oliedruk stuurinrichting is laag, of er is geen druk.
!
(als de machine is gestopt, of bij een defect in de oliedruk-
pomp stuurinrichting etc.)
Als de startschakelaar wordt AAN gezet, voert de noodbesturing
gedurende 3 seconden automatisch een zelftest uit.
Voor details, zie „Noodbesturing zelftest (3-119)".
Als de noodsturing te weinig oliedruk in de stuurinrichting waar-
neemt, gaan waarschuwingslamp oliedruk stuurinrichting (rood)
(3) en centrale waarschuwingslamp (4) branden en het akoesti-
sche alarm klinkt met tussenpozen.
In dit geval wordt bij een rijsnelheid hoger dan 2 km/u de elektri-
sche pompmotor automatisch geactiveerd en de controlelamp
noodbesturing (groen) (2) gaat branden.
Waarschuwingslamp oliedruk stuurinrichting (rood) (3) gaat
branden om de bestuurder over een fout in het systeem te infor-
meren.
Als waarschuwingslamp oliedruk stuurinrichting (rood) (3) gaat
branden, de machine onmiddellijk naar een veilige plek brengen
en stilzetten.
Bepaal de oorzaak. Bedien de machine pas na reparatie.
3-118
www.duma-rent.com
Bediening
1
GK038086
2
GK038005
4
3
GK038005
WA380-6H – VLAM440100